LEZEN: Deut. 8
… om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt. – Deut. 8:3
De vierde bede leert ons dat wij in alles afhankelijk zijn van God. Van boterham tot glas melk, alles komt uit Gods Vaderhand. Het volk Israël moest dit leren in 40 jaar lange tocht door de woestijn na hun bevrijding uit Egypte (Deut. 8). Ze ondergingen ontberingen: honger, dorst, hitte. Toch voorzag de Heere hen steeds op een wonderlijke manier: met het manna, de kwakkels, en water uit een rots.
Zo konden ze niet anders dan inzien dat alles uit de hand van de Heere kwam. Juist door het buitengewone van de herkomst van het voedsel, werd duidelijk dat God daarbij niet afhankelijk was van gewoon brood, gewoon vlees of gewoon water.
Zo leerde het volk dat de mens alleen kan leven van alles wat uit de mond van de Heere komt. Het is Zijn goddelijk woord dat schept, onderhoudt, voorziet en regeert. Heel die weg moesten ze steeds weer overdenken als ze eenmaal het beloofde land Kanaän in bezit zouden nemen en er zouden wonen. Tegenover de Heere moesten ze zich klein blijven weten, maar ook vol dank en verwachting. Zelfs voor de elementaire behoeften zouden ze het van de Heere moeten blijven verwachten ook als ze het heel goed zouden hebben.
In alle omstandigheden was de bede nodig: Heere, geef ons ons dagelijks brood. Want ook bij welvaart was dat geen automatisme. De Heere zorgde er voor dat Zijn volk genoeg kreeg en vaak ook nog overvloed. Als het volk maar in Zijn wegen bleef gaan.
Toen de Heere Jezus de verzoeking van de duivel in de woestijn weerstond door bij grote honger het niet buiten God om te zoeken, citeerde Hij juist Deut. 8:3. Zo is deze tekst ook voor ons van toepassing voor heel ons leven.
Welke gevaren heeft welvaart voor ons?
Zingen: Ps. 146: 5
