LEZEN: Luk. 7:36-50
Daarom zeg Ik u: Haar zonden, die veel waren, zijn haar vergeven, want zij heeft veel liefgehad; maar aan wie weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief. – Luk. 7:47
Net zoals de bede om ons dagelijks brood, hebben we ook de bede om vergeving van onze schulden elke dag nodig. Niet om vertwijfeld achter te blijven, maar om getroost verder te kunnen gaan. Daarvoor is niet alleen nodig dat we onze zonden zien en beseffen dat we Gods toorn hebben verdiend. Maar ook liefde tot en vertrouwen op onze Zaligmaker Jezus Christus.
Elke keer als wij bidden om vergeving zullen we het verzoenend lijden van onze Heiland in gedachten moeten hebben. Uit welke ellende heeft Hij ons verlost, en hoe? Wie was en is Hij voor ons? Hoe groot was en is Zijn liefde voor ons als onze enige Hogepriester? We zien daarvoor terug naar het kruis op Golgotha. En tegelijk zien we omhoog naar de hemel waar Hij nu aan Vaders rechterhand voor ons pleit. Dan is er ook dankbare verwondering.
Het één hangt samen met het ander. Het kan zijn dat je vindt dat je best goed leeft als christen; je doet wel zonden, maar wie niet? Als je er dan niet zo bij stilstaat hoe je met je zonden de Heere hebt bedroefd, zul je ook niet veel aandacht hebben voor het liefdeswerk van je Zaligmaker. Maar dit ligt anders, als je deze vijfde bede, als smeekbede vol berouw naar Gods wil, uitspreekt. In de hoop op genadige verhoring op grond van het zoenoffer van je Heiland.
De Heere Jezus wijst op dit verband als hij de zondige vrouw toespreekt in het huis van Simon de Farizeeër. De vrouw wist dat zij met haar zonden alleen van genade kon leven en toonde daarom haar liefde en dankbaarheid tot Jezus. Maar Simon dacht anders over zichzelf, hij zag zich niet als zondaar tegenover Jezus, en toonde weinig of geen liefde.
Hoe geef je je liefde voor je Zaligmaker een plaats?
Zingen: Ps. 32:2
