Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel. … opdat zij … door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen wordt omgezien. – 1 Petr. 2:11,12
In de wereld waarin wij als gelovigen leven hebben we te maken met verleidingen die aanhaken bij begeerten die wij hebben. Dat betreft vleselijke begeerten als ze tegen Gods Woord ingaan. De oude mens in ons heeft zulke begeerten, die – zoals Petrus schrijft – strijden tegen de ziel, tegen je leven. Dat betekent: ze zijn uit op je verderf. Als je die begeerten de vrije gang laat gaan, betekent het je ondergang. Het betreft dus geen onschuldige zaken.
Paulus riep het uit: ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van dit lichaam van de dood, Rom. 7:24. Maar Hij wist – Gode zij dank – ook van Zijn verlosser: Jezus Christus
Wat de Heere van ons vraagt door Petrus is: geef niet toe aan die verlangens van het vlees, want je bent wel in de wereld maar niet van de wereld. Je bent vreemdeling en bijwoner: je hoort niet tot deze wereld maar hebt er wel een taak. Christus wil je in deze wereld bewaren (Joh.17:14-17). Je mag dus niet aan wereldse begeerten toegeven. Je hebt een ander Vaderland: waar Christus is.
Tegelijk worden we opgeroepen om een heilige levenswandel te tonen ook richting de mensen die van de wereld zijn. Zelfs al spreken zij nu kwaad van je, omdat je bij Christus hoort, er komt een moment dat ze zullen inzien dat je goede werken en je vriendelijk, liefdevol en hulpvaardig gedrag uit God is. Dan zullen ze daarom God eren, als ze eens tot bekering zouden komen of als God hen ter verantwoording roept bij het oordeel.