LEZEN: 1 Petr. 5:10,11: De God nu van alle genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, Hij Zelf moge u, – na een korte tijd van lijden – toerusten, bevestiĀgen, versterken en funderen. Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
Petrus sluit zijn brief af met uiterst bemoedigende woorden. Het is een zegenbede. God heeft ons, onder omstandigheden van lijden en zware tegenstand, geroepen als de God van alle genade. Hij is het Die ons in Zijn liefdevolle genade meer dan overvloedig van al het nodige voorziet om ons einddoel te kunnen bereiken.
Dat einddoel is voor ons Gods eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus. Dat einddoel is zelf de grootste genade die denkbaar is voor zondige mensen. Het is dit ook alleen door onze gemeenschap met Christus Jezus, Die ons door Zijn lijden en sterven weer bij God heeft teruggebracht en voor ons de eeuwige erfenis van heerlijkheid heeft verdiend.
Dat vooruitzicht geeft ons vaste hoop. Zeker nu het lijden vergeleken met de eeuwige heerlijkheid, slechts van korte duur is (vs.10, zie ook 2 Kor. 4:17, Hebr. 10:37, 1 Petr. 1:6, Openb. 6:11).
Moge deze God van alle genade ons nu ook toerusten voor onze taak op aarde om zo de heerlijkheid in te kunnen gaan. Moge Hij ons daarvoor ook bevestigen: ons geloof vastmaken zodat we staande blijven in lijden, verdrukking en verleiding. Zodat we niet wankelen, uitglijden of bezwijken. Moge Hij ons daarvoor ook funderen: op een vast en onbeweeglijk fundament plaatsen.
Petrus eindigt dit gedeelte met een dankbare lofzegging die past bij de roeping en de bevestiging die de Heere God ons toezegt. Het is een echo van de lof en eer die wij Hem geven in het gebed dat Christus ons heeft geleerd en dat ook in de hemel klinkt (Openb. 4:11; 5:13). Daar past ook ons Amen bij.
Loven wij de Heere ook als er tegenslagen zijn?
Zingen: Ps. 138:4