LEZEN: Ex. 17:1-7
U mag de HEERE uw God, niet op de proef stellen, zoals u Hem bij Massa op de proef gesteld hebt. – Deut. 6:16
God toonde Zijn liefde en trouw, door Zijn volk uit Egypte te leiden. Het volk had alle reden om Gods liefde gelovig te beantwoorden met wederliefde, geloofsvertrouwen en geloofsgehoorzaamheid. God stelde zijn volk op de proef of ze Hem werkelijk lief hadden. Eerst deed Hij hen honger leiden, waarop Hij manna en kwartels gaf. Bij Rafidim, hebben ze dorst en is er geen water. Nu zouden ze beter weten kunnen weten, dat God hen opnieuw zou voorzien in die nood. Hij had toch bewezen Zijn beloften aan Abraham te vervullen?
Maar het volk daagde de HEERE nu uit met een verschrikkelijke beschuldiging aan het adres van Mozes: Waarom hebt u ons toch uit Egypte laten vertrekken? Om ons allen te laten omkomen? Is de HEERE nu in ons midden of niet? Een schandalige uithaal naar God Zelf. Een zaak van puur ongeloof.
Hoe anders was het geloof van hun vader Abraham toen de Heere hem op de proef stelde door hem te vragen zijn zoon te offeren. Dat deed Abraham omdat hij geloofde dat de Heere zijn zoon zelfs uit de doden kon terugbrengen. Dat geloof mist Israël. Het zal later opnieuw ongeloof uiten als de verspieders Kanaän verkend hebben en de meerderheid van hen vertelt van machtige steden en reuzen. Ook dan is er geen geloof, maar opstand tegen God. Maar dan geeft God hen de straf, dat ze in de woestijn zullen sterven en niet in Gods rust mogen ingaan (Hebr. 3:11).
Ook voor ons geeft de HEERE in de woorden van Deut. 6:16 een belangrijke waarschuwing mee. Laten we toch altijd op de HERERE blijven vertrouwen ook in lijden en verdrukking. Want juist daarin stelt de Heere ons op de proef of wij Hem werkelijk liefhebben met heel ons hart en op Hem ons vertrouwen stellen onder alle omstandigheden.
Mag je God iets verwijten?
Zingen Ps. 105:19
