… wie de wil van God doet, die is Mijn broeder en Mijn zuster en Mijn moeder. – Mark. 3:35
De familie van Jezus is bezorgd (vs.20,21). Dat lijkt positief, maar toch hebben ze er geen oog voor dat Jezus de wil van God doet. Door het heil te preken, op te roepen tot bekering en Zijn woorden kracht bij te zetten door Zijn wonderen. In Hem ziet God in ontferming om naar Zijn volk: “bekeert u, het Koninkrijk der hemelen is nabij!”
De Schriftgeleerden proberen Hem het zwijgen op te leggen door Zijn optreden aan satan te verbinden. Maar ook zijn eigen familie probeert Jezus van Zijn heilswerk af te houden. Jezus ziet – ook al heeft Hij hen lief – ook daarin Zijn grote tegenstander aan het werk (vergelijk 8: 32,33).
Nu komen zijn broers en moeder naar Hem toe, terwijl de menigte om Hem heen zit om naar Hem te luisteren. Zal Hij voor hen Zijn hemels onderwijs opgeven? Ten diepste is Christus hier bezig Zijn kerk te vergaderen ter voorbereiding op Pasen en Pinksteren. Hij heeft Zijn apostelen al aangesteld (vs.7-19). Daarom reageert de Heere nu met: Wie is Mijn familie? Is familie een zaak van bloedband of is er een andere band die daar boven uitkomt?
Jezus neemt geen afscheid van Zijn moeder en broers. Hij roept ze op om ook moeder en broers in de Heere te zijn. Door in gehoorzaamheid Gods wil te doen. Dat is kenmerkend voor de kerk die Hij vergadert vanaf de Schepping. Die kerk wordt hier zichtbaar als ze wil luisteren naar het Woord dat Jezus preekt.
Zo kan Jezus zijn eigen familie uitnodigend wijzen op de kerk die door Hem is samen-gebracht rond Zijn Woord: “Wie de wil van God doet, die is Mijn broeder en Mijn zuster en Mijn moeder”. De gemeenschap der heiligen gaat uit boven de bloedband, maar kent ook de oproep om samen de wil van God te blijven doen in de warme eenheid van het ware geloof.
Hoe draag jij bij tot de gemeenschap der heiligen?