Er is niets dat van buitenaf de mensen binnengaat, dat hem kan verontreinigen; maar de dingen die van hem uitgaan, die zijn het die de mens verontreinigen. Als iemand oren heeft om te horen laat hij horen. – Mark. 7:15,16
Het evangelie van Jezus stoot door naar het hart. Hoe staat het daar met ons geloof en het dienen van de Heere? Is dat een innerlijke of een uiterlijke zaak? De Farizeeën hadden een leer die alle nadruk op het uiterlijke legde. Hun hart kwam daar niet meer aan te pas. Ze voegden ook menselijke regels toe aan de ceremoniële wetten uit de Bijbel. Dat gold met name allerlei wasrituelen.
Bij hen was sprake van “een bedekking van hun hart wanneer Mozes wordt gelezen” (2 Kor. 3:15). In de plaats van de noodzaak van de Christus kwam een leer van zelfverlossing. Ze vinden zichzelf rein, maar willen niet van buitenaf onrein worden. Vandaar al hun menselijke regels om dat te voorkomen.
Maar hiertegenover stelt Jezus Zijn evangelie: onreinheid komt uit jezelf op. Het zondige komt niet van buitenaf maar uit je eigen hart. Naar dat evangelie moeten zij en wij goed luisteren: “Als iemand oren heeft om te horen, laat hij horen”. Thuis gekomen vragen de discipelen om uitleg (vs. 17v). Ze hebben het nog niet goed begrepen.
Voor de Heere Jezus is dat teleurstellend, toch legt Hij het uit. Het uitwendige van eten en drinken is niet de echte onreinheid. Nee, Hij is gekomen om hen de onreinheid van hun hart aan te wijzen, zodat ze zich zouden bekeren. Kwade overwegingen, overspel, hebzucht enz. enz. (zie vs. 21-23) komen voort uit je innerlijk, waar je slechte verlangens en kwade gedachten zijn. Dàt alles maakt je innerlijk en je hele persoon onrein voor de HEERE. Zie je dat niet in, dan heb je een bedekking op je hart en denk je Jezus als Zaligmaker niet nodig te hebben.
Is het gemakkelijk je eigen onreinheid toe te geven?