LEZEN: Mark 9:14-29
En Jezus zei tegen hem: als u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. En meteen riep de vader van het kind onder tranen: Ik geloof, Heere! Kom mijn ongeloof te hulp. – Mark. 9:23,24
De verheerlijking op de berg was voor de discipelen een geweldige bemoediging. Bedoeld om ze te sterken en de lijdensweg van Christus te aanvaarden. Maar hoe staat het nu met hun geloof? Kunnen ze nu in geloof namens Hem demonen uitdrijven wat Hij hen heeft toegezegd bij hun uitzending (Mark. 6:7)?
Ja, aanvankelijk konden ze dat (6:13). Maar hebben ze daarna niet vaak getwijfeld over Jezus’ macht en verlossingsweg (6:52; 8:17; 8:33)? En de menigte zag in Hem wel een wonderdoener maar echt geloof was er niet. Om van de schriftgeleerden maar te zwijgen. Jezus vindt zijn discipelen in een twistgesprek met een grote menigte en schriftgeleerden. Het blijkt te gaan om het onmacht van de discipelen om bij een jongen een onreine geest uit te drijven.
Bij navraag komt de vader van de jongen dit vertellen. Zijn zoon is er werkelijk heel slecht aan toe. De meegebrachte jongen laat direct voor Jezus’ ogen zien hoe de demon hem verschrikkelijke stuipen en kwellingen doet ondergaan. De menigte ziet dit als een falen van Jezus’ volgelingen en in feite van Jezus zelf. Maar Jezus wijst de eigenlijke oorzaak: er is onvoldoende geloof! Bij de menigte, de schriftgeleerden, de vader (vs.22b: “iets”), maar ook zijn eigen discipelen (vs.29).
Het gaat Jezus aan het hart: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Op de smeekbede van de vader aan Jezus, om hem Zelf te genezen, wijst Jezus op de noodzaak van waar geloof. Daarbij is alles mogelijk. Dan geneest Jezus Zelf de jongen, maar wel pas nadat de vader zijn geloof in Jezus belijdt en hem smeekt om zijn ongeloof te hulp te komen. Laten ook wij net zo’n bede blijven opzenden en niet twijfelen.
Hoe zeker ben jij van de almacht van Christus?
Zingen: Ps. 27:2
