… En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken. – Gen. 2: 1-3
God eindigt de zesde dag met een beoordeling van al wat Hij gemaakt heeft: het is zeer goed. Vervolgens geeft Hij de zevende dag een bijzondere bestemming. Deze dag is nog onderdeel van Gods Schepping. Want niet op de zesde maar op de zevende dag voltooit God Zijn werk (vs. 2). Deze dag is als het ware de kroon op Gods schepping. Hij rust dan van al Zijn werk, dat Hij gemaakt heeft. Hij zegent en heiligt die dag. Hij zet hem apart en geeft er heiligende en zegende krachten aan. Hij maakt deze dag tot een waar feest, waar de door Hem geschapen mens in mag delen. Een feest van genieten en verlustigen. Tot verheerlijking van Hem, de almachtige Schepper, die juist daarvoor alles zó heeft geschapen, dat het zeer goed was.
Gods rust op de zevende dag is al direct ook bedoeld als rust voor de door Hem geschapen mens als Zijn kind (Marc. 2:27). Die sabbatsrust wordt genoemd in Hebr. 4:9. Door de zondeval is die rust verstoord geraakt. Het vierde gebod brengt ons later weer terug naar Gods scheppingsbedoeling. Dit gebod wijst ook op de uiteindelijke vervulling, zoals die er in Christus komt op de jongste dag (zie HC, zondag 38).
Het woord sabbat betekent: ophouden, rusten. Rusten van het werk met als doel het genieten ervan.
Hebr. 4:9 heeft “sabbatismos”, dat wijst op de volkomen, eeuwige sabbatsrust, het volmaakte sabbatsfeest, waarop alle scheppings- en herscheppingsdaden van de Heere God worden gevierd. Dan is er voor ons het eeuwige leven in heerlijkheid met en voor God, waar God zal zijn alles in allen. Laten we dit alles bedenken zo vaak we op zondag rusten van ons werk om Hem te eren.