LEZEN: Gen. 17: 9-27
… En wat u betreft, … Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. … dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u… Maar hij die … niet besneden wordt, die persoon moet van zijn volksgenoten worden afgesneden; hij heeft Mijn verbond verbroken… God zei: … uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Izak geven. Ik zal Mijn verbond met hem maken …
Steeds blijft nodig dat we ons geloof sterken in de HEERE, zodat we niet twijfelen aan Gods beloften en kunnen volharden in het geloof. De HEERE geeft ons daar Zijn Woord en sacramenten voor als middelen van de Heilige Geest (HC zondag 25). Deze middelen waren er al in het Oude Testament. We lezen ervan in dit bijzondere hoofdstuk. Alles van geloof en verbond begint bij God en Zijn beloften. Niet wij kiezen voor God, maar God kiest ons uit. Zo komt God naar Abraham toe. Hij roept hem en geeft hem kostbare beloften.
Steeds sterkt God Abraham in zijn geloof. Hij stelt nu in Gen. 17 het sacrament van de besnijdenis in. Teken en zegel dat je opgenomen bent in Gods verbond en dat al Zijn weldaden er ook voor jou zijn. Het teken herinnert Abraham en zijn nageslacht eraan dat God op wonderlijke wijze voor nageslacht zorgt, en dat de zonde wordt weggenomen waar bloed ter verzoening voor nodig is. Daarmee wijst ook de besnijdenis op de komende Christus.
Maar van de kant van God komt dan ook de eis om Zijn verbond te houden. Om de besnijdenis als goddelijk bevel uit te voeren. Daarbij geldt de verbondsdreiging dat degene die zich niet laat besnijden van zijn volk moet worden afgesneden. Zo iemand moeten worden geëxcommuniceerd.
Dat God daar ernst mee maakt blijkt wel uit de geschiedenis waarin Hij Mozes zocht te doden wegens zijn nalatigheid. Het leven in het verbond is een kostbare zaak, maar kent ook grote verantwoordelijkheid. Dat geldt ook ons als gedoopte kinderen van God. Laten we de rijkdom ervan niet versmaden door ontrouw.
Wat betekent de doop voor je?
Zingen: Ps. 105:3
