We vervolgen onze reactie op typeringen van gereformeerd zijn door anderen. Typeringen die enerzijds vragen om zelfbeproeving: ben ik zó, of is er een aanleiding waarom anderen mij zo vinden? Anderzijds is het nodig om te zien waarom deze typeringen niet passen of mogen passen bij gereformeerd zijn.
Radicalistisch, dopers of sectarisch?
Het is bij deze etiketten belangrijk om onderscheid te maken tussen radicalisme en radicaliteit. We citeren daarvoor een deel van een eigen artikel uit De Bazuin jg 1, nr. 23, p. 305-307.
Radicaal
Het woord radicaal is afkomstig van radix, dat betekent wortel, oorsprong. Radicaal zijn is consequent handelen. Handelen als gevolg van het uitgangspunt. Iemand die radicaal handelt wil geen compromissen sluiten met andere uitgangspunten. Hij weet: ik wil me houden aan waar ik voor sta. Als gelovige betekent dat: ik houd me aan wat ik beleden heb. Ik kom na wat ik beloofd heb. Ik geloof alles wat God in Zijn Woord zegt, en daarom wil ik ook zijn wil doen. Ik wil leven en spreken in overeenstemming met mijn belijdenissen. Ik neem de kerkorde serieus. En omdat ik dat allemaal wil doen, moet ik de juiste keuzen maken in mijn leven. in de wereld, in de kerk .Daarom moet ik zaken afwijzen die niet overeenstemmen met Gods Woord, de geloofsbelijdenissen, de kerkorde. Zo is een gereformeerde radicaal. Hij is uit één stuk, zou je kunnen zeggen.
Niet dat hij volmaakt is. Maar hij wil uitgaan van wat hij gelooft en belijdt. Dat is radicaal zijn. Uit de goede wortel van het geloof, Gods Woord, leven. Dan heeft dat geloof diepe wortels, en is dus waar geloof (Matt. 13: 18-23). Dat staat tegenover geloof dat oppervlakkig is, dat geen diepe wortels in de Schriften heeft. Of geloof dat zich laat overgroeien door wereldse zorgen en verlangens. Zulk ‘geloof’ mist de radicaliteit van Gods Woord. Dat laat zich meeslepen door eigen ideeën of ideeën van de wereld. Dat sluit compromissen. Dat gaat akkoordjes aan met de wereld of met afwijkende leer. Zo wordt het overwoekerd: het verstikt. Maar radicaal geloof wil geen compromissen. Omdat daarmee je geloof schade zou kunnen lijden. Maar vooral omdat de HEERE dat niet wil! De HEERE wil een radicaal geloof.
Radicalisme
Maar wat is dan radicalisme? Bij radicalisme wil men ook werken vanuit een beginsel, een wortel, een uitgangspunt. Maar daarbij wordt niet rechtgedaan aan het geheel. Men verabsoluteert een onderdeel, en vergeet de rest. Bovendien schiet men door op dat onderdeel, en gaat te ver in de consequenties. Nog een derde element daarbij is dat men het anderen wil opleggen. Men gaat – al dan niet met fysiek geweld – zaken aan de ander opleggen. We zien dat bv. bij de farizeeërs terug.
M.b.t. de sabbatsrust zagen we dat de farizeeërs dat verabsoluteerden met eigen gemaakte wetjes en regeltjes. Je mocht van hen geen mensen genezen op de sabbat (Matt. 12: 1-15). Maar daarnaast vergaten ze andere geboden in de praktijk te brengen (Matt. 15: 3-9). En bovendien: het ontbrak hen aan de liefde. Hun eigen regels wilden ze graag opleggen op het volk. Daarmee vermoeiden ze het volk. Dat was radicalisme. Ze waren consequent, althans tot op zekere hoogte. Binnen hun eigen enge grenzen waren ze consequent en meedogenloos oordelend. Maar juist omdat ze hun uitgangspunt hadden versmald, waren ze helemaal verkeerd bezig.
Grondfout
Wat was nu hun grondfout? Ze waren in feite met zichzelf bezig en niet met de dienst aan de HEERE. Ze verabsoluteerden wat hun zelf te pas kwam. Waarmee hun eer en aanzien was gemoeid. Daar kwamen ze voor op en dat dwongen ze af. Maar dat kwam niet voort uit liefde tot God. Het was in wezen egocentrisme: de mens zelf in het middelpunt. Bij radicalisme, extremisme en fundamentalisme zien we gemeenschappelijk dat de mens iets afzondert en tot zijn uitgangspunt maakt en dat in het extreme doortrekt en anderen wil opleggen. Dit gaat ten koste van de andere normen en waarden, en ten koste van de vrijheid van die ander.
Vooral vanwege de gewelddadige methodes is het verschijnsel van radicalisme gevreesd. Een bekend voorbeeld van dit radicalisme in de kerkgeschiedenis is de beweging van de dopersen, die met geweld mensen wilden dwingen om hun geloofsovertuiging aan te nemen. Deze dopersen hadden bovendien een heel streng systeem waarbij ze mensen buitensloten die niet “heilig” genoeg waren. Men handelde niet uit liefde maar zocht de kring van gelijkdenkenden. Radicaliteit en radicalisme zijn dus twee heel verschillende zaken. In feite staan ze tegenover elkaar.
Onderscheid
We moeten dus heel goed onderscheiden tussen het gebruik van hetzelfde woord. Radicaal kan goed zijn, nee, ìs goed, omdat de HEERE het zo wil. Maar dan radicaal vanuit de gezonde wortel, het gezonde en gezondmakende Woord van God. Gedreven door de liefde tot God. Een radicaal geloof heeft niet alleen een gezonde wortel, maar bouwt op en groeit naar Christus. Maar radicaliteit wordt zonde wanneer de oorsprong de ongezonde wortel is van de zelfzucht. Dan ontstaat radicalisme. Daarin ontbreekt de liefde tot God, daarin heerst afbraak en afgaan van Christus, ook al handelt men onder de naam van Christus.
Men moet daarom het radicaal handelen van de ander, oordelen naar de wortel, de drijfveer en de motieven. Er is heilig vuur in radicaal geloof, en onheilig vuur in het zondig radicalisme. Zo lezen we in Gods woord aan de ene kant van ijver van de HEERE en van ijver voor de HEERE, en aan de andere kant van ijver als zelfzucht. We lezen van goede, ja zelfs goddelijke jaloersheid aan de ene kant en van egocentrische, verdorven jaloersheid, waarbij het eigen-ik in het middelpunt staat. Het ene is heilig, stichtend, het andere onheilig, verwoestend. Prof. K. Schilder heeft daarover geschreven onder de titel “Zelus en zeloten” in De Reformatie van 6 oktober 1951 Jg. 27, p.1v.
Radicaal leven naar Gods eis is leven in het verbond met de HEERE: Geen twee heren dienen (Matt. 6:24); op de smalle weg en niet de brede gaan (Matt. 7: 13,14); de hemelse wijsheid tegenover de aardse zoeken (Jak. 3:15). Het zoeken van Gods koninkrijk tegenover het begeren van de heidenen (Matt. 6: 32, 33). Het is het “Maar gij geheel anders, gij hebt Christus leren kennen!” (Ef. 4:20). Het is de voortdurende strijd van de nieuwe mens tegen de oude mens (Rom. 7:23). De HEERE vraagt ons radicaal en totaal. Geen halve christenen, geen gedeelde harten, geen minimaliseren van het dienen van Hem. Hij vraagt een hartelijke liefde die zich uit in trouw. Dat alles is de radicaliteit van het geloof.
(wordt vervolgd)
