1. Pluriformiteit aanvaard door zusterkerken (EF) van CanRC
Voor zover na te gaan leren alle presbyteriaanse kerk dat een kerkverband een tak van een boom is, waarbij in dezelfde regio meerdere takken naast elkaar kunnen bestaan. Het gaat dan om “evangelische denominaties” die meer zuiver (gereformeerd?) of minder zuiver (niet gereformeerd?) kunnen zijn. Hiervoor beroepen zij zich op de Westminster Standards die in art. 25 spreekt over een onzichtbare kerk naast een zichtbare kerk en zuivere kerken en minder zuivere kerken.
De Schotse kerken (Free Church of Scotland) schrijven het op hun website, de OPC doet dit in het Book of Church Order. Belijdende leden van de evangelische denominaties zijn daarom allen welkom aan het avondmaal in presbyteriaanse kerken bij een goed zelfgetuigenis.
De bekende presbyteriaan G.I. Williamson (schrijver van een commentaar op[ de Westminster Confessie) hield namens de OPC een speech op de CanRC synode van Neerlandia 2001. Op deze synode ging de CanRC een zusterkerkrelatie (EF) met OPC aan (Acta pag. 123).
Hij noemde in deze speech art. 29 NGB m.b.t. de ware kerk en haar kenmerken “een absolute norm”, waar geen enkele kerk aan kan voldoen. De OPC niet en de CanRC niet. Hij is blij dat hij de Westminster Confessie heeft, die meer en mindere zuivere kerken kent voor de actuele kerkelijke situatie.
Zo wordt hier art. 29 NGB weggezet als normatief idealisme en de weg geopend voor de pluriformiteit van vele kerkverbanden naast elkaar, die meer of minder zuivere takken zijn.
Helaas komen art. 27 en 28 NGB dan ook niet meer in het vizier.
Ook de presbyteriaan J.G. Vos schreef veroordelend over art. 29 NGB in zijn commentaar op de Grote Westminster Catechismus op p. 136: “de zichtbare kerk heeft vele takken die een grotere of geringere mate van beginselvastheid tonen bij het zich houden aan het Evangelie. Als een bepaalde denominatie claimt de ware zichtbare kerk te zijn, houdt dit in dat andere vals zijn. Zo’n claim is aanmatigend en zondig” (vertaling SdM)
Met zo’n pluriforme denominationalistische kerkvisie van minder of meer zuivere takken van de ene kerk, wordt de ware eenheid van de kerk van Christus miskend en tolerantie m.b.t. dwaalleer bevorderd. Het is ook de legitimatie van presbyteriaanse zijde van hun niet-gesloten avondmaalspraktijk.
Deze kerkvisie is in strijd is met de Schriftuurlijke leer over de ware kerk, die de zuivere verkondiging van Gods Woord, de zuivere bediening van de sacramenten en de zuivere oefening van de tucht als kenmerken van de kerk aanwijst. Dit wordt door ons beleden in art. 29 NGB.
Alle drie kenmerken zijn daarbij dus in geding.
Ook is deze kerkvisie in strijd met art. 27 NGB (“Toch is zij met hart en wil samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest, door de kracht van het gelood”) en met art. 28 NGB die deze eenheid van art. 27 nader uitwerkt als bevel van God: “ieder moet zich bij haar voegen en zich met haar verenigen”.
Gaat dit dan zover dat je als gelovigen van één en hetzelfde kerkverband lid hoort te zijn? Ja, want art. 28 NGB vervolgt: “Zo wordt de eenheid van de kerk bewaard; men onderwerpt zich aan haar onderwijzing en tucht, buigt de hals onder het juk van Christus en dient de opbouw van de broeders overeenkomstig de gaven die God aan allen verleend heeft, als leden van eenzelfde lichaam”.
In deze passage wordt de Schrift zuiver nagesproken (zie o.a. Ef. 4:1-16, 1 Kor. 12: 12-28). Daarom spreekt onze belijdenis van “Gods bevel” met een verwijzing naar het tweede en vierde gebod van Gods Verbond. Dat geeft de ernst aan van het negeren van geloofsgehoorzaamheid op het punt van de eenheid in waarheid zoals art. 28 NGB dezer beschrijft.
Zelfs de Reformed Church of United States (RCUS), die als gereformeerde zusterkerk (EF) van de CanRC wel de Drie Formulieren van Eenheid hebben, verdedigen openlijk de pluriformiteit (“multiformity’) van de kerk. Ze doen dit met eenzelfde een beroep op de Westminster Confessie als de presbyterianen dit doen (zie “RCUS-Principles of Church Unity, 1999”).
2. Pluriformiteit in de CanRC
De zusterkerkrelatie (EF) met kerken in eigen regio
Het aanvaarden van pluriformiteit binnen de CanRC zelf komt duidelijk uit in de wijze waarop men een zusterkerkrelatie (EF) heeft binnen eenzelfde regio met andere denominaties. De brief van deputaten BBK aan de Synode van Carman 2013 heeft hierop gewezen. Op deze brief is geen antwoord van de synode gekomen. Ook door deputaten CanRC zijnin onderlinge gesprekken met deputaten BBK de in het verleden ingebrachte bezwaren niet gehonoreerd.
De brief aan de Synode van Carman 2013 wees eerst op de rijkdom van een kerkverband dat trouw is aan haar belijdenis, ook waar het de leer van de kerk betreft. Daar hoort volgens art. 28 NGB bij dat we samen het juk van Christus op ons nemen.
Met betrekking tot de plaatselijke kerk omvat dit juk van Christus – naast de rijkdom van Gods Woord in de prediking, de leer, de bediening van de sacramenten en de uitoefening van de tucht -, gezamenlijke onderwerping aan het toezicht van de ambten, onderlinge broederlijke opbouw, vermaning en vertroosting.
Met betrekking tot het kerkverband omvat dit juk van Christus de weldaden van kerkregering volgens de vastgestelde kerkorde. In zo’n Schriftuurlijk kerkverband zijn de leden echt één van geloof, één van Geest en vormen ze zo samen echt één Lichaam (Ef. 4, 1 Kor. 12).
In de brief werd begrip getoond voor de lange weg die nodig is om in alle opzichten tot bevredigende afspraken te komen als het gaat om afzonderlijke kerken met hun eigen tradities. Ook werd erkend dat dit een hoge mate van zelfverloochening vereist. Maar – zo werd gesteld – wat art. 28 NGB van alle kerken vraagt is gehoorzaamheid aan onze Heere.
Sinds 1977 is verklaard dat de OPC een ware kerk is. Vanaf de Generale Synode te Neerlandia 2001 is er zelfs een officiële EF-relatie met deze kerk. Maar toch is er nog steeds geen uitzicht op volledige kerkelijke eenwording. Zo blijft men steken in een statische situatie, waarbij meerdere gemeenten van Christus naast elkaar bestaan. Maar – zo vroeg de brief – is Christus gedeeld (1 Kor 1: 13)? Waar blijft de gehoorzaamheid aan Gods Woord beleden in art. 28 NGB en onderstreept in het tweede gebod?
Voorafgaand aan de eenwording van de kerkverbanden van de kerken van de Afscheiding en van de Doleantie in Nederland in 1892, werd géén interkerkelijke gemeenschap beoefend.
Ten eerste werden alle zaken waarover verschil van mening bestond, zoveel als naar het oordeel van beide kerken nodig was, opgelost. Pas daarna werd overgegaan op één kerkverband met uitwisseling van de kansel en het delen van de tafel des Heeren.
Er kan kritiek bestaan ten aanzien van de toereikendheid van de voorbereiding in 1892, maar dat zullen we hier laten rusten. Onze voorouders hebben eerst geprobeerd om één waar fundament te hebben, om daarna over te gaan tot een verenigde kerk.
Waarom is door de CanrC niet op dezelfde manier eerst naar een oplossing gezocht voor de bestaande (“outstanding divergencies”) met de OPC om pas dan het proces op gang te brengen van vereniging in één kerkverband? Op de Synode van Fergus 1998 was op grond van de binding aan belijdenis en Schrift een ultimatum gesteld, maar dat was verdwenen op de Synode van Neerlandia 2001
Naar de mening van DGK-deputaten (2013) stemt de samenwerkingsvorm (EF) waarbij kerkverbanden naast elkaar blijven bestaan binnen hetzelfde land of gebied, niet overeen met het Schriftuurlijke model van het ene Huisgezin van Efeziërs 2 en 4, dat is samengevat in art. 28 NGB. Het is het Huisgezin van Christus, waarin alle ware gelovigen zich vasthouden aan de ene waarheid en samen in wederzijdse liefde toegroeien naar het ene Hoofd, Christus (Ef. 4: 16).
Een zusterkerkrelatie (EF) is geldig voor gebruik in geval van geografische of taalkundige barrières, maar is dit gebruik te verdedigen in het licht van art. 28 NGB wanneer betrokken kerken dezelfde geografische gebieden delen? Natuurlijk moet in rekening worden gebracht dat in grote landen als Canada en de Verenigde Staten veel meer problemen moeten worden overwonnen dan het geval zal zijn in Nederland. De afstanden zijn enorm, de overlappende gebieden verschillen van kerk tot kerk.
Maar in het kerkverband van de CanRC zelf zijn er al enorme afstanden.
Verschillen in traditie of etnische achtergrond kunnen ook problemen vormen. Maar in het licht van Ef. 2: 11-22 en 1 Cor. 1: 13 mogen ze in Noord-Amerika geen onoverkomelijke obstakels zijn.
Het perspectief van waaruit al deze zaken behoren te worden opgelost, moet komen vanuit het standpunt van de Heere en niet vanuit eigen menselijke traditionele standpunten.
(wordt vervolgd)