Waarheid en recht als grond voor eenheid – 14 – Pluriformiteit (3)

by S. de Marie | 24 februari 2024 15:00

Andere voorbeelden van pluriformiteit

De CanRC heeft naast de Ortodox Presbyterian Churches (OPC) ook EF-relaties met een toenemend aantal andere kerken zoals:
–     Reformed Churches of the United States (RCUS): deze kerken hebben een uitgesproken pluriforme kerkvisie hebben, (zie hun ‘Principles of Church Unity 1999, Special Committe Report of the RCUS [1999].
 –    United Churches of North America (URCNA): Ondanks een intensief streven is het sinds 2001 niet gekomen tot echte eenheid met deze keren. Toch wordt de zusterkerkrelatie gehandhaafd. Van de kant van CanRC kwam er zelfs geen bezwaar tegen de uitspraak van de URCNA synode van Schererville 2007 over een inwendig en uitwendig verbond (punt 6), zoals wij dat kennen in de synodale gereformeerde kerken. Twee CanRC professoren hadden er geen moeite mee: Het is theoretisch mogelijk dat sommige predikanten een inwendige en uitwendige onderscheiding binnen het verbond prediken, en dat dit zou worden getolereerd binnen het kerkverband van de CanRC. Maar dat is zeldzaam, en als het gebeurt, is het niet omdat de opleiding van de CanRC hen daarin heeft onderwezen.” (Christian Renewal, 10 maart 2010)
–     l’ Église Réformée du Québec (ERQ), een presbyteriaanse kerk met hetzelfde toelatingsbeleid als OPC. Verder hebben ze vrouwelijke diakenen, geen binding aan de belijdenis.
–     In Clarion, het blad van de CanRC, kan ds. Bill de Jong baptisten zonder probleem broeders noemen.

ICRC
De CanRC zijn lid van de internationale interkerkelijke ICRC. Andere lid-kerken zijn onder meer Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), OPC, Presbyterian Churches of Eastern Australia (PCEA) en recent ook de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN).DGK wees op GS Emmen 2009-2010 (art. 109) de ICRC af als een raad van kerken waaraan kerkgenootschappen deelnemen, die niet trouw zijn aan hun belijdenissen. Te noemen zijn CGK, OPC, PCEA.

NAPARC
De CanRC zijn ook lid geworden van de NAPARC, een interkerkelijke raad voor Noord-Amerika met 13 denominaties. Al deze lid-kerken van de NAPARC worden volgens het lidmaatschapscriterium als `ware kerk` gezien. Met het lidmaatschap van NAPARC worden alle andere leden zo impliciet als ware kerk erkend, terwijl toetsing aan art. 29 NGB ontbreekt.

Onder deze pluriforme kerkengroep wordt theïstische evolutie geleerd die in strijd is met Gen. 1 (Tim Keller, Presbyterian Church of America). Er zijn “reformatorische” kerken bij met de leer van lijdelijkheid en bevindelijkheid (Free Reformed Churches, Netherlands Reformed Churches, Heritage Reformed Churches). Anderen hebben vrouwelijke diakenen (Reformed Presbyterian Chuches of North America, LRQ,. Volgens NAPARC zelf kennen alle zes Westminsterkerken voor hun eigen leden geen vereiste catechisaties en vereisen geen binding aan een belijdenisgeschrift.  

De grondslag voor ICRC en die voor NAPARC bestaan uit de Drie Formulieren van Eenheid tezamen met de Westminster Standards. Deze gemeenschappelijke grondslag is aanvaard door de CanRC terwijl de Gereformeerde Kerken in 1948 op GS Amersfoort een dergelijke combinatie “onderling tegenstrijdig” noemde en daarom als basis voor het lidmaatschap van een raad van kerken, als uitgesloten hebben geacht (Acta art. 75 sub 3A).

In het rapport van de commissie (met als lid prof. dr. K. Schilder) die haar uitspraak heeft voorgesteld (Acta Amersfoort 1948, bijlage 19), staat:

De Westminster Confessie spreekt anders over het verbond en over de regering der kerk dan onze Nederlandse belijdenisgeschriften. Ook die regering der kerk is een deel van onze op Gods Woord gegronde belijdenis. Door deze afwijking van elkander in de belijdenisgeschriften is het hebben van een gemeenschappelijke grondslag al illusoir (Acta pag. 120).

Leden van CanRC die naar een niet-zusterkerk zoals de PCA die lid is van NAPARC, vertrekken krijgen de zegen mee bij hun onttrekking van de CanRC. Dit gebeurt in meerdere gemeenten ook al is dit in strijd met art. 28 NGB.

Oorsprong van pluriformiteit
De Drie Formulieren van Eenheid zelf geven geen ruimte voor pluriformiteitsgedachten en daaraan verboden praktijken. Integendeel ze wijzen erop dat het een bevel van God is om je te voegen bij de ware kerk, die over heel de wereld verspreid is, maar met hart en wil samengevoegd en verenigd is in eenzelfde Geest, door de kracht van het geloof, als de ene katholieke christelijke kerk.

Prof. dr. A. Kuyper heeft zijn eigen pluriformiteitstheorie ontwikkeld, maar deze niet kunnen baseren op de geloofsbelijdenis. Het is een zaak van eigenwilligheid die het gebod van God tegenspreekt en het kerk-vergaderend werk van Christus tegenstaat. Deze theorie is fel bestreden door o.a. prof. dr. K. Schilder.

Maar wat leert de Westminster Confessie (WC) die gehanteerd wordt in Presbyteriaanse kerken?

Voor de duidelijkheid: de presbyteriaanse kerken hebben drie samenhangende belijdenisgeschriften: de Westminster Confessie (WC), de Grote Catechismus (LC) en Kleine Catechismus (SC), (samen genoemd de Westminster Standards, WS).

In artikel 25 WC over de kerk staan twee zaken die ruimte kunnen geven tot de onschriftuurlijke idee en praktijk van pluriformiteit, namelijk het begrip van ‘meer of minder zuiver’ zijn van de kerk (WC, art. 25.4) en het begrip van de ‘onzichtbare katholieke kerk’ (WC, art. 25.1).

Daarnaast is er een verbondsleer die sterk uitgaat van de verkiezing (LC, Vraag en antwoord 31: “Het genadeverbond werd gemaakt met Christus als de tweede Adam, en in Hem met al de uitverkorenen van zijn zaad”. Ook deze leer bevordert het idee van pluriformiteit.

Onderstaande commentaar hierop is overgenomen uit het studierapport (meerderheidsrapport) van deputaten BBK, Acta Groningen 2014 (pag. 285-287,290).

De WC onderbouwt haar onderscheiding onder afzonderlijke kerken als leden van de katholieke kerk als ‘meer of minder zuiver’, met de volgende Schriftbewijzen: 1 Kor. 5:6,7 en Openb. 2 en 3. Deze Schriftplaatsen bevatten echter ernstige vermaningen tegen wantoestanden in een aantal nieuwtestamentische gemeenten: Korinthe en meerdere van de zeven gemeenten waaraan de brieven in het boek Openbaring werden toegezonden. Daarentegen wordt de gemeente van Filadelfia door de Heere geprezen en getroost (Openb. 3:10).

Deze kerken waren door apostelen en hun medewerkers geïnstitueerd, en als zodanig dus kerken van Christus. In de aangehaalde teksten wordt hen de norm om kerk van Christus te zijn en te blijven, voorgehouden: het wegdoen van de zondige praktijken. Daarom lezen we o.a. van de dreiging dat bij volharding in het kwaad de kandelaar zal worden weggenomen (Openb. 2:5).

Het samenvattende kenmerk van de kerk zoals geformuleerd in NGB, art. 29 was in deze kerken in geding: Kortom, dat men zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd.

Wanneer WC deze kerken die zij “minder zuiver” noemt, maar toch zonder meer wil erkennen als “ware kerk” van Christus, gaat zij voorbij aan de hier boven genoemde noodzaak van het ernstig vermaan en het dringende appel dat in de aangevoerde Schriftbewijzen ligt opgesloten.

Ook in trouwe ware kerken kunnen op een gegeven moment dwalingen ontstaan. Het komt er dan op aan om die weg te doen en te breken met de ongerechtigheid (2 Tim. 2:19).

Er is in hoofdstuk 25 van de WC geen plaats voor de scherpe onderscheiding tussen ware en valse kerk zoals die in de NGB art. 29 wordt beleden. Ook wordt niet zoals in NGB, art. 29 aangegeven dat onder allerlei groeperingen (sekten) die zich ten onrechte kerk noemen, het lichaam en de gemeenschap van de ware kerk moet worden onderscheiden.

We worden ook niet opgeroepen om “nauwgezet en met grote zorgvuldigheid vanuit Gods Woord te onderscheiden welke de ware kerk is” (NGB, art. 29).

In plaats daarvan wordt een heel spectrum van zuiverheid van de “zichtbare kerk” met als het ware een glijdende schaal aangeven: van ‘de zuiverste kerken onder de hemel die onderhevig zijn aan verwarring en dwaling’ aan de ene kant, tot kerken die zo “verbasterd” zijn “dat ze geen kerken van Christus meer zijn maar synagogen van Satan aan de andere kant van het spectrum.”

Er is wel een lans gebroken – met name op de ICRC van 1993 – voor de opvatting dat de Westminster weliswaar zuivere en minder zuivere kerken aanvaardt, maar dat het hier zou gaan om variaties tussen gemeenten van één kerkverband (zie ook C. Trimp: “Meer of minder zuivere ware kerk”, De Reformatie Jg 70/6, 1994, pag. 108-110).

Een bekende presbyteriaanse uitleg van de Westminster (J.G. Vos – edited by G.I. Williamson: The Westminster Larger Catechism; a commentary, P.R. Publishing 2002, pag. 136) wijst bij het commentaar op LC art. 62 duidelijk in de richting van pluriformiteit onder “denominaties”, en niet zozeer onder kerken van één kerkverband!
“Welke denominatie is de ware zichtbare kerk? Niet één denominatie kan met recht claimen de ware zichtbare kerk te zijn. Elke denominatie (en gemeente) die trouw is aan het evangelie volgens het Woord van God, is een tak (of deel) van de zichtbare kerk. Als een bepaalde denominatie claimt de ware zichtbare kerk te zijn, houdt dit in dat andere vals zijn. Zo’n claim is aanmatigend en zondig.
We moeten beseffen dat de ware zichtbare kerk groter is dan een enkele denominatie. Terwijl wij geloven dat onze eigen denominatie een breder en consistenter getuigenis van de waarheid geeft dan andere (wat een goede reden voor ons is om daar lid van te zijn), moeten we vrijuit erkennen dat de zichtbare kerk vele takken bevat die een grotere of geringere mate van beginselvastheid tonen bij het zich houden aan het Evangelie.”

Deze leer van kerken die meer of minder zuiver zijn, is niet in overeenstemming te brengen met de gereformeerde leer van de kerk zoals beleden in art. 29 NGB.

In de WS wordt de opdracht tot het bewaren van de waarheid door de kerk (1 Tim 3:15) zo sterk gerelativeerd. De oproep tot verwerpen wat in strijd is met Gods Woord, wil men kerk van Christus blijven, is afwezig. Men beschrijft een situatie, maar er ligt geen norm en appel in.
Tolerantie t.o.v. dwaalleer door een kerk, zal dan geen beletsel vormen om deze kerk te blijven zien als ook een “denominatie (lid)” van de universele kerk van Jezus Christus.
Samen met het concept van de onzichtbare kerk opent het spectrum van het “meer of minder zuiver” zijn van de leden van de zichtbare katholieke kerk, de weg naar de pluriformiteit van de kerk.

Deze pluriformiteit is een wezenlijke zaak in Canada voor de NAPARC. Deze raad aanvaardt het “denominationalisme” waarbij de aangesloten kerken worden gezien als de takken aan dezelfde (kerk)boom.

Dit leidt tot kerkelijk indifferentisme en het ondergraven van de noodzaak van bestrijding van alle dwaling, zoals in het gereformeerde ondertekeningformulier, het bevestigingsformulier voor ambtsdragers en dienaren des Woords en in de gereformeerde kerkorde (art. 18) m.b.t. de opleiding tot de dienst des Woords wordt uitgesproken.

Ook baant dit de weg naar openstellen van avondmaal en zelfs kansels voor leden van andere kerken. Men zal zich ook minder druk maken over de binding aan de aangenomen belijdenis van de kerk (“lack of confessional membership”).   (…)

In de WS blijkt het verbond primair met de uitverkorenen gesloten te zijn. Dit verbondslidmaatschap is weer onlosmakelijk verbonden met het kerklidmaatschap van de onzichtbare kerk, waarin God in Christus de uitverkorenen van alle tijden heeft opgenomen. Bij een dergelijk primair uitgaan van de uitverkiezing raakt het appellerende van Gods Woord om toe te nemen in de gemeenschap met Christus, om onder Christus te strijden, om in gemeenschap met Hem te leven, en om met Hem mee te werken aan zijn kerk-vergaderend werk, sterk op de achtergrond.

We zien de doorwerking ervan in presbyteriaanse kerken in het tolereren van dwaalleer (zoals baptisme), in de losse binding aan de kerkelijke belijdenis (“lack of confessional membership”), in het erkennen van allerlei andere kerkelijke gemeenschappen (pluriformiteit, denominationalisme, NAPARC-lidmaatschap), en in het openstellen van het avondmaal voor niet-leden (“lack of fencing the Lord’s Table”).

De wijze waarop de WS geloofszaken als verbond en kerk heeft uitgewerkt, achten wij onverenigbaar met de wijze waarop de Drie Formulieren van Eenheid over deze zaken de Schrift na spreken. Dientengevolge vormen deze leringen een niet te onderschatten gevaar voor de kerk.

Tot zover het studierapport (meerderheidsrapport) van GS Groningen 2014 over de Westminster belijdenisgeschriften.

Tenslotte m.b.t. pluriformiteit: als een kerk tolerantie van dwaalleer, verzaken van de tucht of een onschriftuurlijke avondmaalpraktijk bij een zusterkerk opmerkt, is deze kerk verplicht de zusterkerk hierop te wijzen. Doet ze dat niet dat is ook zij medeschuldig aan leringen of praktijken die in de zusterkerk tegen Gods Woord ingaan.

                                                                                                                    (wordt vervolgd)

Source URL: https://www.bouwen-en-bewaren.nl/2024/02/24/waarheid-en-recht-als-grond-voor-eenheid-14-pluriformiteit-3/