Synode en recht

by S. de Marie | 18 maart 2024 18:00

Op de website van Een in waarheid staat een verslag van de tweede zitting van de Generale Synode Dalfsen 2024 (https://www.eeninwaarheid.info/index.php?rub=12&item=2428). Op deze zitting is een bezwaarschrift behandeld tegen een besluit van de Generale Synode Lutten 2021-2022. In dat besluit (Acta pagina 50, besluit 1, vastgesteld op 7 mei 2022) werd gesproken over de wens van DGK tot erkenning van GKN en het werken aan kerkelijke eenheid.

Volgens het verslag heeft de appellant bezwaren tegen dit besluit sinds hij heeft geconstateerd dat ná dit besluit de GKN in oktober 2022 lid zijn geworden van de International Conference of Reformed Churches (ICRC). Dat feit moet z.i. meegewogen worden t.a.v. de eenwording met de GKN. Daarom deed hij op 5 januari 2024 een “gemotiveerd verzoek” aan de synode van Dalfsen.

Zijn verzoek hield in: “de kerkelijke eenwording van DGK-Kerkverband en GKN-Kerkverband niet aan te gaan gedurende de tijd dat de GKN en de CGK tegelijk lid zijn van de ICRC”. In de gronden wijst de appellant er o.a. op, dat binnen de CGK dwalingen worden gedoogd en niet effectief bestreden, terwijl zij ook hopen op blijvende eensgezindheid met NeGK. Het gedogen van dwalingen noemt hij zonde tegen het tweede gebod.

Het appelschrift betreft dus geen persoonlijke aangelegenheid maar de kerk van Jezus Christus. Uitspraken van de synode zijn niet alleen voor de appellant van belang maar gaan de kerken als geheel aan. Het is een zaak die net als alle rechtszaken aandacht verdient met een eerlijk proces, een serieuze behandeling en toetsing aan Schrift, belijdenis en Kerkorde.

Moment van behandeling
Het verslag vermeldt niet op welk moment van de synodezitting van 20 januari jl. dit bezwaarschrift werd behandeld. Ondergetekende was als toehoorder aanwezig en moest vaststellen dat het bezwaarschrift werd behandeld nádat de synode het besluit om GKN te erkennen en met hen te willen verenigen al had genomen. Wat het bezwaarschrift had willen voorkomen was al een feit voordat het werd behandeld.

Hoe verschillend je ook mag aankijken tegen het voorstel van het appelschrift en de zaak waartegen het appelschrift bezwaar maakt, éen ding staat vast: dit bezwaarschrift behandelen ná besluitvorming tot erkenning en vereniging, verdraagt zich niet met het oefenen van recht.

Als een appelschrift tegen een nog te nemen besluit ontvankelijk wordt verklaard, kun je geen besluit nemen over de zaak in kwestie voordat je het appelschrift hebt behandeld. Anders wordt de rechtspraak een farce, een schertsvertoning.  Het bezwaarschrift wordt dan niet serieus genomen. Daar komt bij dat de betrouwbaarheid van de synode op het spel staat. We willen niet graag afgeven op de generale synode van de kerken, maar een waarschuwing uiten dat een dergelijke rechtsgang schadelijk is voor de kerken.

Is artikel 31 KO nog van kracht?
Nu zou je kunnen zeggen: iedereen maakt wel eens een vergissing, het gaat er toch vooral om of er diepgaand op het bezwaar is gereageerd. Maar is dit hier het geval? In feite gaat het om een taxatie van de ICRC en de CGK. Dat is af te leiden uit de overwegingen die de synode heeft gemaakt in haar besluit. We verwijzen daarvoor naar het artikel in een in waarheid. Van de ICRC wordt, kort gezegd, opgemerkt dat het geen kerkelijke vergadering is, maar de eenheid van het geloof tussen de kerken bevordert. Dat is als overweging kennelijk voldoende om er niet afwijzend tegenover te staan.

Nu komt het er bij rechtszaken in de kerk op aan dat je er alles bij betrekt wat de kerken in het verleden over de betreffende zaken hebben uitgesproken. Als er duidelijke uitspraken gemaakt zijn mag je als synode geen genoegen nemen met een eigen idee erover. Alleen als uitspraken uit het verleden tegen Gods Woord ingaan of als er nieuwe argumenten zijn, is er reden om ertegen in appel te gaan (art. 31, 33 KO). Zo niet dan hebben ze volle rechtskracht.

ICRC
Nu hebben de kerken zich in het verleden duidelijk uitgesproken over de ICRC in besluit 109 van GS Emmen 2009. Deze sprak uit dat de besluiten van de GS Ommen 1993, GS Berkel en Rodenrijs 1996, GS Leusden 1999 en GS Zuidhorn 2002-2003, die betrekking hebben op het lidmaatschap van het ICRC zijn vervallen en dat dus de kerken daaraan niet meer gebonden zijn. Grond voor dit besluit (E.1.3.4): “De ICRC is een interkerkelijke internationale conferentie met adviserende rol waarvan ook ontrouwe kerkgenootschappen deel uitmaken”.

Als voorbeeld van een ontrouwe kerk, die lid is van ICRC, wordt in ditzelfde artikel 109 van Acta Emmen genoemd de Presbyterian Church of Eastern Australia (PCEA). Deze Australische kerken lieten predikanten van buiten eigen kerken toe op de kansel, waaronder baptisten. Mensen van buiten deze kerken werden op eigen getuigenis toegelaten tot het Heilig Avondmaal.

GS Mariënberg 2005 sprak al om die reden uit, dat de synodebesluiten van GS Ommen 1993, GS Berkel en Rodenrijs 1996, GS Leusden 1999 en Zuidhorn 2002/2003 die betrekking hadden op de PCEA, allen vervallen zijn (Acta Mariënberg 2005, art. 25, J).

CGK
Met betrekking tot de Christelijke Gereformeerde Kerken, eveneens lid van de ICRC, hebben DGK zich al op de GS Mariënberg 2005 afwijzend uitgesproken (art. 25J). De argumenten daarvoor zijn niet veranderd. Er is na 2005 nog veel meer materiaal dat bezwarend is voor toenadering tot deze kerken. De bezwaren hebben te maken met gedogen van dwaalleer, Schriftkriek, en lokale eenheid tegenover landelijke eenheid.

We sommen hieronder de gronden op van de afwijzing genoemd in art. 25J van GS Mariënberg 2005.

–      De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben nimmer publiek de dwaalleer van de schriftkritiek, zoals door prof. dr. B.J. Oosterhoff en prof. dr. J.P. Versteeg uitgedragen en verdedigd, afgewezen.

Zij hebben daarmee de oproep van de GS Arnhem 1981 te kiezen vóór de waarheid en tégen de dwaling nimmer metterdaad aanvaard.

–        De GS Ommen 1993 geeft aan dat er, in het voetspoor van het slotwoord bij de Dordtse Leerregels, geoordeeld moet worden op grond van de publieke belijdenisgeschriften en de uitspraken van de kerken zelf. Maar dit is geen excuus voor een kerkverband om de Schriftkritiek te laten doorgaan (Matt. 7:6; Hand. 5:17, 15:5; Titus 3:10; 1 Kor. 11:9, 2 Joh. 1:10; art. 7 NGB).

–        De GS Berkel en Rodenrijs 1996 en Leusden 1999, spreken hun dankbaarheid uit over de groeiende toenadering, zonder dat er wordt aangetoond dat de Schriftkritische geluiden c.q. opvattingen inmiddels zijn bestreden. Hiermee hebben deze synoden nagelaten de Christelijke Gereformeerde Kerken voor te houden wat de Schrift hierover leert.

–        Ondanks dat de Schriftkritiek door mocht gaan, waarmee de tucht niet op de rechte manier is gehanteerd (wat in strijd is met NGB art. 29), is er steeds verdere toenadering gekomen tussen de GKv en de CGK. Met deze besluiten is elk kerklid en iedere kerk verantwoordelijk geworden voor de Schriftkritiek die is getolereerd binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.

–        De kerkgrens-perforatie, welke bij de Christelijke Gereformeerde Kerken wordt getolereerd, is in strijd met de gehoorzaamheid die gevraagd wordt om gevolg te geven aan de roepstem van Christus door Zijn dienaren, om de gemeenschap der heiligen plaatselijk gestalte te geven (art. 28 NGB). Hier is de ware eenheid van de kerk in geding en ook het gezag van Christus als Heer van de Kerk.

–        Ook de verhouding met de NGK, die dwaalleer toelaten, is in strijd met Gods Woord en de belijdenis van de kerk (art. 29 NGB)

–        Plaatselijke eenheid zonder landelijke eenheid leidt tot conflict met de kerkorde en met de belijdenis aangaande de kerk (art. 29, 31).

Tot zover GS Mariënberg 2005.

Daaraan kan inmiddels worden toegevoegd het tolereren van Schriftkriek bij dr. B. Loonstra, prof. dr. H.G.L. Peels en prof. dr. S. Paas, en het gedogen van uitdragen van het gedachtegoed van dr. K. Barth en D. Bonhoeffer door prof. dr. G.C. den Hertog en anderen.  Ook hier geldt dat het tolereren hiervan een zaak is van het kerkverband. Het gaat in tegen het kenmerk van de ware kerk van art. 29 NGB: “Kortom, dat men zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het ene Hoofd”.

Bovengenoemde bezwaren zijn in het verleden reden geweest om onze studenten niet langer te laten studeren aan de Christelijke Gereformeerde Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), en een volledig eigen DGK-opleiding (ODDW) te starten (GS Hasselt 2011, Acta 5.08).

Halve waarheid
Over bovenstaande zaken die een ernstig bezwaar vormen voor contacten en toenadering, lezen we niets in het besluit van de synode over het bezwaarschrift, hoewel de appellant daar wel iets van aangegeven heeft. De vraag is: hoe is dit mogelijk?

De synode heeft alleen positieve dingen opgesomd van de CGK, waardoor contact met CGK te rechtvaardigen zou zijn. Maar is dit geen halve waarheid en daarom een hele onwaarheid?
Hoe bescherm je de kerken nog tegen de invloed van Schriftkritiek en dwaalleer als je de bezwaren negeert, ondanks duidelijke kerkelijke uitspraken uit het verleden?

Nu zou er kunnen worden gezegd: de overwegingen zijn slechts overwegingen bij een besluit zelf. Het besluit is dat er geen belemmering is tot erkenning en vereniging met de GKN. De grond daarbij is dat “niet bewezen is dat GKN geen ware kerk zijn”.
Toch kun je de kritiek op de overwegingen daarmee niet afdoen. Want het luistert nauw in de kerken.
Ten eerste moeten ook de overwegingen toetsbaar zijn aan Schrift, belijdenis en KO. Ze mogen geen onwaarheden of halve waarheden bevatten.
Ten tweede is de grond die is genoemd gebaseerd op de genoemde overwegingen.
En ten derde blijken de overwegingen die de synode bij haar besluit heeft gemaakt een eigen rol te gaan spelen in de contacten met de GKN waar het gaat om de opstelling tegenover ICRC en CGK.

Mening van de kerken of ‘particuliere mening’?
Dit laatste is gebleken uit het verslag dat op een in waarheid staat van de GKN synodevergadering van 10 februari 2024 waar ook moderamenleden van onze synode aanwezig waren. We citeren uit het verslag (https://www.eeninwaarheid.info/index.php?rub=12&item=2426):
Opnieuw werd verwezen naar particuliere standpunten in de DGK kerken. Moet DGK daar niet eerst zelf afzonderlijk aandacht aan geven vóór de kerken gezamenlijk verder gaan? Als voorbeeld werd o.m. genoemd het GKN lidmaatschap van de ICRC dat niet overal enthousiast is ontvangen in DGK. Ds. Sneep reageerde hierop door te benadrukken dat we elkaar niet zullen veroordelen op basis van particuliere meningen maar elkaar aanspreken op onze kerkelijke papieren. Zo is er juist op de laatste DGK synodevergadering een bezwaarschrift betreffende het GKN lidmaatschap van de ICRC afgewezen, ook inhoudelijk. Daar gaat het om, zo staan we er als kerken in, aldus de predikant, die hoopt dat dit vertrouwen wekt. Ook in de GKN zal verschillend worden gedacht over bepaalde dingen.

Nu, dit wekt bij óns geen vertrouwen. Wat ds. Sneep zegt is het tegenovergestelde van wat de kerken hebben uitgesproken in haar papieren: nl. gegronde bezwaren tegen het lidmaatschap van ICRC. De huidige synode heeft zich daarmee niet ingelaten. Zij die zich conformeren aan de bestaande en niet aangevochten besluiten van GS Mariënberg (betreffende CGK) en GS Emmen (betreffende ICRC) spreken de mening van de kerken, terwijl de huidige synode er een niet verdedigbare particuliere mening op na houdt.

Is dit alles gebrek aan kennis of is dit onrecht?

Onze bede is dat de synode mag terugkeren naar waarheid en recht tot bevordering van de vrede in de kerken.

Source URL: https://www.bouwen-en-bewaren.nl/2024/03/18/synode-en-recht/