Voor Christus en de Kerk (6)

Over de gereformeerde predikantenopleiding de eeuwen door

De Franse Revolutie, in 1789 en volgende jaren, heeft enorme gevolgen gehad voor heel de Europese en  Amerikaanse samenleving. “Geen God en geen meester”. En “vrijheid, gelijkheid en broederschap”. De kerk moest verdwijnen uit de samenleving. De Franse Revolutie was precies het omgekeerde van de Reformatie. Niet terug naar het Woord maar juist afrekenen met het Woord. Tot op de dag van vandaag gaat dat revolutionaire denken door. Ook al in de Franse Tijd waren de gevolgen groot. 

Geen geld
In 1795 werden ook de Nederlanden ingelijfd in het Franse Rijk. Ze mochten nog wel een zekere zelfstandigheid houden maar altijd onderworpen aan het nieuwe Franse revolutionaire regime.

We laten de politieke gevolgen buiten beschouwing. Wel van belang voor ons onderwerp zijn de kerkelijke ontwikkelingen. In de Franse Tijd, vooral in de eerste jaren, werd de band tussen kerk en staat radikaal doorgehakt. En alle kerkelijke goederen vervielen aan de nieuwe staat, de Bataafse Republiek, later Koninkrijk Holland.

De kerken hadden veel bezittingen zoals landgoederen, boerderijen, landbouwgrond, gebouwen enz. Van de opbrengsten van die bezittingen werden de predikanten en de studenten onderhouden. Nu viel dat opeens weg. Voortaan moesten de leden van de kerken zelf maar hun mensen onderhouden. Zo was het in Frankrijk ook. Voor ons misschien juist een zeer gewenste situatie. De kerk vrij en onafhankelijk van de staat. Maar wij leven tweehonderd jaar later. In die tijd was dat een geweldige slag. Het heeft grote gevolgen gehad. Veel predikanten en ook studenten hebben een tijdlang in grote armoede geleefd. Gelukkig werden de nieuwe regels niet overal consequent uitgevoerd. Later, zeg maar in de tweede helft van de Franse Tijd (die was van 1795-1813), werden er ook wat herstelmaatregelen genomen en garandeerde de overheid o.a. een fatsoenlijk inkomen en pensioen voor predikanten, maar de situatie van voor 1795 werd niet hersteld. De kerken namen langzamerhand ook zelf maatregelen, door de nood gedwongen. Her en der werden commissiesopgericht doe moesten zorgen voor onderhoud van predikanten en kerkgebouwen. Eigenlijk de voorlopers van de latere kerkvoogdijen in de Hervormde Kerk.

Theologische opleiding gebonden en verzwakt
De gevolgen voor de theologische faculteiten waren ook zeer groot. Ze moesten hun onderwijs aanpassen aan het nieuwe Franse onderwijssysteem. Dat had ook inhoudelijke gevolgen. Bovendien moesten alle hoogleraren, evenals de predikanten, de eed van trouw afleggen aan de nieuwe Nederlandse staat! Dat ging boven godsdienstvrijheid en wetenschappelijke vrijheid. De enkeling die weigerde kon zijn ambt vergeten, afzetting volgde.

Ook de status van de opleiding veranderde. Franeker en Harderwijk werden gesloten. De Universiteit van Utrecht werd een soort middelbare school. “Geen God en geen meester”, zo leerde revolutie. Waarom zou je dan theologische opleidingen in stand houden? Dat kon wel heel wat minder.

Doorwerking van het moderne denken
Aan die verzwakte theologische faculteiten kreeg nu ook het moderne denken meer ruimte. Het vooropstellen van het menselijk verstand. Het leren van verzorgd en mooi preken werd belangrijk (dat kon toen vaak ook nog wel wat beter, maar dat ging dan vaak ten koste van de Bijbelse inhoud). Ook belangrijk in de prediking, zo leerden de studenten, was het leggen van nadruk op vroomheid en  ‘goed’ zedelijk leven. In deze tijd nam ook de belangstelling voor het evangelische lied sterk toe. Later speelt de invoering van evangelische liederen een grote rol in de aanloop naar de Afscheiding.

Veel minder werd de nadruk gelegd op Gods hand in de schokkende gebeurtenissen van die jaren. Het besef van Gods leiding was er nog wel maar langzaam aan verminderde het. We zien de doorgaande lijn van  het deïsme. (God bemoeit zich niet met de Schepping).

En zelfs werd er zo tolerant gedacht dat voorzichtig werd gesproken over toenadering tot de Rooms-Katholieke Kerk.

Dat was de sfeer waarin theologische studenten hun opleiding tot predikant volgden. Met, helaas, brede en diepe gevolgen.

Vernieuwing?
In 1813 werden de Nederlanden bevrijd. In 1815 werden de Nederlanden een Koninkrijk onder Willem I (voorheen prins Willem VI). De band tussen kerk en staat werd opnieuw vorm gegeven in het bekende Hervormd Reglement, in 1816. Een vernieuwing maar zeker géén hervorming!
De binding aan de belijdenis werd opgeheven. Hoogleraren en predikanten moesten voortaan beloven dat ze zich zouden houden aan de hoofdlijnen en -gedachten in de belijdenis voorzovér, dus niet òmdát (!) die overeenstemmen met de Bijbel. Daarmee werden de lijnen van de Verlichting en uit de Franse tijd doorgetrokken. En de Dordtse Leerregels werden door velen niet eens meer gezien als een belijdenisgeschrift. Stel je voor, hoe kùn je zo hard zijn voor medebroeders die er iets anders over denken, en hen zo veroordelen  …..
Het betekende eenvoudig het afscheid van de besluiten van de Nationale Synode van Dordt in 1618/1619.

Groninger School
In het nieuwe koninkrijk ontwikkelden zich ook nieuwe theologische stromingen. De stroming die aan de theologische faculteiten de meeste invloed kreeg, is de zgn. “Groninger School” of “Groninger Richting”. Die stroming werd vooral dominant in de kerken door het werk van de hoogleraren in Groningen. Van hen was later, in de jaren van de Afscheiding, prof. Hofstede de Groot de meest vooraanstaande.

Wat leerde de Groninger School?

Het Bijbelse evangelie van verzoening door voldoening werd ontkend. Dat kon niet. Dat zou in strijd zijn met de liefde van God. De Zoon van God onze Verlosser door Zijn dood aan het kruis? Nee, dat was een “bloedleer”.

Jezus Christus moet dan ook heel anders gezien worden. Hij is de grote “leermeester”, de grote “opvoeder”. Hij is voor de gelovigen een voorbeeld dat navolging verdient om te komen tot een “hoger” leven.

Het gaat er dan ook om dat de mensen in de kerk worden opgewekt om “deugdzaam” te leven. Netjes, behulpzaam en aardig voor elkaar. Gehoorzaam aan de overheid. Dat moet de boodschap in en van de kerk zijn.

De Groninger School had een  afkeer van belijdenisgeschriften en formulieren. Dopen mocht iedere dominee op zijn eigen manier en met zijn eigen formule. Als het maar warm was, aansprekend, gevoelig.

Van prof. Hofstede de Groot is de uitspraak “Eerst heb ik de mensen teruggeroepen van de formulieren naar de Bijbel, nu roep ik ze terug van de Bijbel naar het Evangelie in de Bijbel.”[i]

Leest u het goed? De Bijbel ìs niet het evangelie maar je kunt daarin wel het evangelie vinden! Ja, het echte evangelie werd weg gepredikt.

Wonder
Zo werden de a.s. predikanten onderwezen. In heel Nederland.
Ook ds. Hendrik de Cock was een leerling van deze school, van deze richting.

En toch mocht bij hem een nieuwe reformatie beginnen. De Heere wilde hem daarvoor gebruiken. Hij, de Heere,  gaf een echt nieuw begin. Een wonder, toch? Zoals de historicus H. Algra Afscheiding en Doleantie noemde “Het wonder van de negentiende eeuw”.

Over de gevolgen van dat wonder voor de opleiding willen we in volgende artikelen verder schrijven.

                                                                                                                    (wordt vervolgd)


[i] Geciteerd via ds. P.K. Keizer, Kerkgeschiedenis II

 

Pdf maken (via Printen)