Over de gereformeerde predikantenopleiding de eeuwen door
Over de gebeurtenissen rond de Afscheiding van 1834 mogen en moeten we zeggen dat de Heere door de Afscheiding opnieuw reformatie gaf aan Zijn kerk in Nederland. En reformatie van de kerk heeft ook vrijwel altijd gevolgen voor de opleiding van predikanten. Dat leert de kerkgeschiedenis ons ook.
In de pastorie
In de jaren direct na de Afscheiding werd het opleiden van predikanten gezien als een serieuze noodzaak en roeping. Er meldden zich meerdere broeders die zich in de Heere geroepen voelden om zich te bekwamen als predikant. Dat was hard nodig. Het aantal gemeenten nam in de jaren na 1834 heel snel toe. We hebben het dan over vele tientallen. En er waren in het begin maar enkele predikanten. Ds. De Cock, ds. Scholte, ds. Brummelkamp, ds. Van Raalte. Zij konden onmogelijk alle gemeenten in het land bedienen. De nood was direct al hoog.
Maar opleiden van nieuwe predikanten was moeilijk. Broeders verwijzen naar de theologische faculteiten, waar de afwijking van Gods Woord was gelegaliseerd, waar de Groninger School en andere richtingen dominant waren …. Nee, dat was onmogelijk, dat mag duidelijk zijn. Je kunt studenten niet blootstellen aan de valse leer waarvan je juist door reformatie afstand hebt genomen.
Maar wat dan?
De dominees gingen daarom zelf studenten opleiden. In hun eigen pastorie. Soms boden ze zelfs onderdak aan de studenten. Dat was niet overbodig. Modern openbaar vervoer kende men niet. De afstanden waren vaak groot.
Voor die paar dominees was dat een grote belasting. Ze konden zich niet uitsluitend richten op de opleiding. Ze hadden ook hun gemeenten. En verantwoordelijkheid voor andere gemeenten in het kerkverband. Er moest ook hard gewerkt worden aan het inrichten van een kerkverband.
Blind voor de toekomst, ziende op het gebod
Toch pakten ze dat werk op! In grote trouw. Op verzoek van de kerken, zich bewust van hun roeping.
Het adagium (een adagium is een kernachtige uitspraak waarin het gevoelen van een zaak wordt weergegeven) van de Afscheiding is een uitspraak van ds. De Cock, waarin hij uitsprak wat hem dreef. “Blind voor de toekomst, ziende op het gebod”. Dat wilde niet zeggen dat hij fatalistisch was en maar afwachtte wat de toekomst brengen zou. Nee, juist niet. Blind voor de toekomst wil zeggen dat we niet precies weten langs welke wegen de Heere Zijn volk zal leiden. Maar wel hebben we de zékerheid dàt Hij Zijn kerk leidt. En dan is onze roeping heel gewoon dóen wat de Heere vraagt. Aan de slag gaan. Vertrouwend op Zijn zegen. Bouwend op Zijn beloften. Hoe dan ook.
Dat is wat de Heere altijd van Zijn kerk vraagt. Dat is geloofsvertrouwen.
Voor ds. De Cock en de afgescheidenen was dat duidelijk. Ook met betrekking tot de predikantenopleiding.
Eenvoudig
De studenten die zich aanmeldden of gevraagd werden om opgeleid te worden tot predikant waren lang niet allemaal hoog geschoold. Integendeel, er waren meerdere eenvoudige broeders bij. Ook verschilden ze erg in leeftijd. Maar ze hadden gemeenschappelijk dat ze in alle eenvoud de kerk van de Heere wilden dienen. Als herders en leraars. Zonder uitgesproken wetenschappelijke aspiraties. Maar met hart voor de zaak van de Heere en met hart voor de kerk in Nederland.
Van die kleine “pastorie-opleidingen” valt veel te zeggen. Er kleefden gebreken aan. Predikanten konden als opleiders niet alles. Ook had iedere predikant zijn eigen prioriteiten en denkbeelden. De eerste jaren na de Afscheiding waren de kerken ook zeer verdeeld over allerlei onderwerpen. Dat stempelde ook de opleidingen.
In mensenogen gebrekkig, klein, niet veel waard.
De dag van de kleine dingen
Maar toch moeten we vaststellen dat die kleine opleidingen door de Heere zijn gebruikt om Zijn kerk in Nederland te bouwen! Wat in mensenoog klein was kreeg waarde voor de Heere. Die waarde gaf Hij er zelf aan. De kerken kregen in die weg een heel aantal trouwe predikanten, die Gods Woord weer verkondigden in gebondenheid aan de Schriften en de Formulieren van Eenheid.
We denken in dat verband aan wat de Heere Zelf in Zijn Woord zegt, in Zacharia 4: 7. “Want wie veracht de dag van de kleine dingen, terwijl die zeven blij zijn als zij het tinnen gewicht zien in de hand van Zerubbabel?” Het is de moeite waard om heel Zacharia 4 even te lezen.
In die tijd belooft de Heere Zijn volk dat de tempel hersteld zal worden. Er is nog weinig van te zien. In menselijke ogen bijna niets. Zerubbabel staat nog met het paslood in zijn handen. Zacharia roept op om van de herbouw van de tempel werk te maken. Maar hoe zul je beginnen aan zo’n machtig werk in zo’n moeilijke tijd? Met zo weinig mensen? Met zoveel tegenstand? Met nog maar zo’n onnozel klein begin? Dat is toch gedoemd om te mislukken?
Maar dan is het woord van de Heere: veracht de dag van de kleine dingen niet! Want dit kleine begin is van de Heere! En hij heeft een welgevallen in dat heel kleine begin van herbouw. (Daarop slaat de verwijzing naar de ‘zeven’, dat zijn de ogen van de Heere die over de aarde gaan; daarin is blijdschap).
Theologische School
Dat “kleine” opleidingswerk begon in Groningen, in 1836. Door ds. Hendrik de Cock. Daarbij kwam later het werk van ds. W.A. Kok in Ruinerwold, ds. F.A. Kok in Schoonhoven, ds. A.C. van Raalte in Ommen en ds. A. Brummelkamp in Arnhem. Er wèrden studenten opgeleid. Er werden examens afgenomen. In 1840 al in het latijn, hebreeuws, grieks en ambtelijke vakken!
En ondanks de verdeeldheid en onderlinge wrijving onder de afgescheidenen werden de kerken het in 1854 eens over een gezamenlijke opleiding. Die werd gevestigd in Kampen.
Dat die school er kwam was reden tot verwondering en dankbaarheid. In de kerken werd de Heere gedankt; men zag, beleefde en geloofde het als het werk van de Heere. Als zegen op dat kleine maar trouwe begin.
Aan de school werden benoemd als docenten ds. T.F. de Haan, ds. S. van Velzen, ds. A. Brummelkamp en ds. Helenius de Cock. Aan de nieuwe school werd aan de studenten theologie onderwezen op wetenschappelijk niveau. In 1856 waren er al 55 studenten. Tot aan de Vereniging in 1892 mochten er meer dan 300 gereformeerde predikanten afstuderen. Dat kleine begin mocht dus onder de zegen van de Heere uitgroeien tot een zeer belangrijk opleidingsinstituut.
Nogmaals: zien op het gebod
Voor Christus en de kerk ….. Blind voor de toekomst, ziende op het gebod ….. Wie veracht de dag van de kleine dingen?
Onze voorvaderen wisten en geloofden wat dit betekende. In de zestiende eeuw. In de zeventiende eeuw. In de negentiende eeuw.
Weten en geloven wij dat nog? Hebben we ook vandaag nog zicht op het gebod? Zijn we echt aan het werk voor Christus en de kerk? Of beginnen we opnieuw de dag van de kleine dingen te verachten?
In een volgend artikel vragen we aandacht voor het beding bij de Vereniging in 1892 en de strijd om het behoud van de school van de kerken tussen 1892 en 1920.
(wordt vervolgd)
