Voor Christus en de Kerk (9)

by T.L. Bruinius | 29 juli 2024 06:00

Over de gereformeerde predikantenopleiding de eeuwen door

Twee opleidingen
Vanaf de Vereniging in 1892 zijn er dus, zo zagen we, twee instituten waar predikanten werden opgeleid voor de Gereformeerde Kerken. De VU (Vrije Universiteit) te Amsterdam en de Theologische School te Kampen. Beide opleidingen mochten een groot aantal gereformeerde predikanten opleiden. Toch werd in de loop van de jaren wel duidelijk dat er grote verschillen tussen die beide groeiden. Vooral werd dat zichtbaar in de strijd binnen de kerken die voorafging aan de Vrijmaking. Gaven hoogleraren van ‘Kampen’ (dr. S. Greijdanus, dr. K. Schilder e.a.) leiding aan de reformatorische beweging van de jaren dertig, hoogleraren van de VU bestreden deze beweging fel. Vrucht van die reformatorische beweging was o.a. de hernieuwde aandacht voor de heilsgeschiedenis, de heilshistorische bijbeluitleg en prediking en de aandacht voor het verbond en het leven in het verbond. We kunnen gerust spreken van zichtbare doorgaande reformatie. Die doorgaande reformatie werd echter zeer fel bestreden door hoogleraren van de VU (dr. H.H. Kuyper, dr. V. Hepp e.a.) die de doorgaande reformatie tegenstonden en wilden vasthouden aan de kuyperiaanse traditie, met een nogal verstandelijke en scholastieke (door redeneren komen tot inzicht en waarheid) bijbeluitleg. Het is één van de oorzaken geworden van de Vrijmaking van 1944. De meeste predikanten die zich in gehoorzaamheid aan hun roeping vrijmaakten waren ook opgeleid in Kampen.

Na de Vrijmaking
We maken nu even een grote stap. Naar de tijd na de Vrijmaking in 1944. Op de eerste Generale Synode na de Vrijmaking, Enschede 1945, werd voortvarend opnieuw de predikantenopleiding ter hand genomen. De Theologische Hogeschool, de organisatie en de gebouwen, gingen verloren in de Vrijmaking. Slechts één hoogleraar en één emeritus-hoogleraar maakten zich vrij. Prof. Dr. K. Schilder en prof. Dr. S. Greijdanus. Onder de studenten lag het anders. Van hen maakten ruim tachtig zich vrij, ongeveer twee-derde van alle studenten.

Met name voor de studenten was het een verwarrende tijd. Prof. Greijdanus gaf aan dat hij bereid was om opnieuw een tijdlang in dienst te treden. Beide professoren verzekerden de studenten dat hun opleiding zeker voortgezet zou worden.

In Kampen werd direct na de bevrijding een gebouw gekocht aan de Broederweg 15. Voor vele ouderen onder ons nog wel een bekend adres.

De voorlopige generale synode benoemde eerst nieuwe curatoren en daarna hoogleraren. Dat vond men de juiste volgorde. Naast prof. Schilder en prof. Greijdanus werden aangesteld ds. P. Deddens. ds. B. Holwerda, ds. C. Veenhof, drs. H.M. Mulder en, later op de synode, ds. D.K. Wielenga. Daarmee werd de voortzetting van de gereformeerde theologische opleiding, voor zover dat aan mensen was, gewaarborgd. En we mogen zeggen dat de HEERE dit besluit gezegend heeft. Tientallen jaren konden aan de “nieuwe” Theologische Hogeschool gereformeerde predikanten worden opgeleid om aan Gods volk het Woord te bedienen.

Opnieuw ontspoord
In de jaren negentig ontspoorden de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt opnieuw. [i] De antithese en het gelovig isolement werden losgelaten. De betekenis van de kerk werd gerelativeerd. Er kwamen sterke stemmen op om in de kerkelijke wereld meer gezien en gehoord te worden.

Sterk werd een streven naar valse oecumene, naar valse eenheid. De zgn. nieuwe hermeneutiek (regels voor bijbeluitleg) kreeg langzaam maar zeker een plaats. Het leidde tot schriftkritische uitleg van de Bijbel. Steeds sterker werd een begin van wereldgelijkvormigheid. De evangelische beweging kreeg grote invloed. Ook in de kerken werkte het feminisme door. Er was sprake van ernstige doorwerking vanuit de maatschappij van de idee van de vrije, onafhankelijke autonome mens.  Individualisme en postmodernisme gingen een rol spelen. Er voltrok zich in de jaren negentig, en eigenlijk al in de jaren tachtig een ‘stille revolutie’ in de GKv. Langzaam maar zeker werden de geesten beïnvloed.  Veel kerkleden merkten het niet op.  Maar aan het einde van de jaren negentig bleken de GKv volkomen veranderd en afgedwaald van het gereformeerde spoor. Naar waarschuwingen werd niet geluisterd. Vaak werden die zelfs vijandig ontvangen.

Prediking
En in dat proces van verval speelde de prediking een heel belangrijke rol.
In veel prediking werd zichtbaar dat de aandacht verschoof van de “Spreker” (de HERE), naar de “hoorder” (het luisterend kerklid). De aandacht voor het Verbond verdween. Theologische studenten leerden niet meer om eerst nauwkeurig na te gaan wat er precies staat in een tekstgedeelte. Maar om eerst over een aansprekende preektekst te gaan “mediteren”. En pas in een veel later stadium, als de lijn voor de preek al vaststond, nog eens naar de tekst te gaan kijken.

Zo werd veel prediking oppervlakkig. Soms ging dat zover dat in preken de Christus niet meer genoemd werd! Bijbelverhalen werden voorbeelden om ook zo te gaan leven (exemplarische prediking).

Ook de zogenaamde narratieve prediking deed zijn intrede. “Narratief” wil zeggen verhalend, een verhaal vertellend. En verandering in de prediking had ook invloed op de manier waarop de sacramenten bediend en ontvangen werden. En hoe de hele liturgie werd ingericht. Hoe met tucht werd omgegaan.

We gaan hier niet de hele voorgeschiedenis van de vrijmaking van 2003 vertellen. Dat is niet het onderwerp. Wel kunnen we vaststellen dat veel afwijking en dwaling binnenkwam via de Theologische Universiteit (zoals die toen heette) te Kampen. Er zit helaas veel waarheid in de uitspraak “het begint altijd bij de theologen”. Dat is gebleken. De predikantenopleiding van de kerken verloor haar gereformeerde karakter. Het was niet meer ‘voor Christus en de kerk’; het recht op die aanspraak verloor de TU te Kampen.

Na de ‘nieuwe vrijmaking’
Al direct op de eerste generale synode na de ‘nieuwe vrijmaking’, Mariënberg 2005, kwam de zaak van de opleiding weer aan de orde. [ii] Een jonge broeder had de studie tot predikant opgepakt. Studeren in Kampen was geen optie meer. Hij ging eerst naar de Universiteit van Utrecht, waar ook studenten uit de Gereformeerde Bond studeerden maar stapte later over naar het Hersteld Hervormd Seminarie. De broeder kreeg begeleiding en aanvullend onderwijs, noodzakelijk, van dr. Van Gurp en van ds. Van der Jagt uit Australië. Op deze synode werd o.a. een boekenfonds ingesteld en nieuw te benoemen deputaten krijgen de opdracht om een ondersteuningsfonds in te stellen. Ook moeten zij nader onderzoek gaan doen naar de Theologische Universiteit te Apeldoorn (Christelijk Gereformeerd) en de HHK. Tenslotte moeten zij onderzoek gaan doen naar de mogelijkheid van een eventueel verkorte studie. De kerken hebben op dat moment maar één predikant, emeritus dr. P. van Gurp.

Zwolle
Op de GS te Zwolle, 2007, wordt in hetzelfde spoor verder gewerkt.[iii] Deputaten krijgen de opdracht om nader te onderzoeken te doen naar eventueel een eigen masterfase, na het voltooien van de bachelorfase (3 à 4 jaar basisopleiding). De synode stelt een vorm van studiefinanciering in en een Commissie van Begeleiding, waarin in ieder geval dr. Van Gurp en (inmiddels) ds. S. de Marie zitting zullen hebben. Broeders die de roeping voelen om predikant te worden zijn verplicht zich eerst bij de commissie te melden.

                                                                                                                   (wordt vervolgd)


[i] Zie schetsenbundel ‘Terug naar het Woord’, Bijbelstudiebond, 1917. Hierin worden de ontwikkelingen breed beschreven.

[ii] Acta GS Mariënberg 2005, hoofdstuk IV

[iii] Acta GS Zwolle 2007

Source URL: https://www.bouwen-en-bewaren.nl/2024/07/29/voor-christus-en-de-kerk-9/