LEZEN: 1 Kon. 16:1-28
Omri deed wat slecht was in de ogen van de HEERE. Hij deed meer kwaad dan allen die er vóór hem geweest waren. Hij wandelde in heel de weg van Jerobeam, de zoon van Nebat, en in zijn zonde, waarmee hij Israël had doen zondigen om de HEERE, de God van Israël, tot toorn te verwekken met hun nietige afgoden. – 1 Kon. 16:25,26
Deze maand geven we aandacht aan het optreden van de profeet Elia. Het is de donkere tijd van het tienstammenrijk van Israël. Al direct na de splitsing werd door Jerobeam in Bethel en Dan de kalverendienst ingesteld. Hij liet onwettige priesters de HEERE dienen op eigenwillige manier met afgodische elementen.
Gods voorschriften in de wet van Mozes over de dienst aan Hem waren duidelijk, maar daar stoorde deze koning zich niet aan. Zijn eigenwillige godsdienst werd gehandhaafd door zijn opvolgers. Steeds is bij hen het refrein: “Hij deed wat slechts was in de ogen van de HEERE; hij week niet af van de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen”.
Liet de HEERE dit zomaar toe? Nee, absoluut niet. Hij zond al direct Zijn profeten, niet alleen om op afval te wijzen maar ook om Zijn oordeel daarover aan te kondigen. Concreet betekende dit de uitroeiing van het koningshuis. Toch volgde er geen bekering.
Zo sprak Ahia het oordeel over Jerobeam uit, dat werd uitgevoerd door Baësa aan zijn zoon Nadab. Maar ook Baësa, die koning werd, zette de valse godsdienst voort, waarop ook hem Gods oordeel trof. Dat werd aangekondigd door de profeet Jehu (16:1) en aan zijn zoon Ela uitgevoerd door Zimri (16:10).
Ook deze deed weer wat slechts was in de ogen van de HEERE door te wandelen in de weg van Jerobeam met dezelfde zonden. Daarop werd het hele koninklijke paleis van Zimri verbrand.
Daarmee kwam de macht aan Omri, een officier. Met hem begon het vierde koningshuis na Salomo. Van hem wordt zelfs gezegd dat hij nog meer kwaad deed dan zijn voorgangers.
Waarom luisterden de genoemde koningen niet?
Zingen: Ps. 106:8,19