LEZEN: Joz. 6:20-27
In zijn dagen bouwde Hiël uit Bethel Jericho weer op. Op zijn eerstgeboren zoon Abiram legde hij de fundamenten ervan, en op zijn jongste zoon Segub richtte hij de poorten ervan op, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun. – 1 Kon. 16:34
Achab liet duidelijk blijken de HEERE niet de eer te willen geven die Hem toekwam als de trouwe God van Zijn volk. Dat bleek ook uit de herbouw van Jericho onder zijn regering.
Jericho was een strategische grensplaats. Bij de intocht van het land Kanaän was deze stad verwoest door de HEERE. Hij Zelf had destijds de muren doen instorten en de vestingen tot een ruïne gemaakt.
Zo was deze stad steeds een zichtbaar bewijs dat het volk niet op eigen kracht het land had veroverd, en dat het zich ook niet met eigen middelen hoefde te verdedigen. De HEERE zou het land van Zijn volk beschermen en bewaken. Daar waren geen muren voor nodig.
Zo had de HEERE Zelf bepaald: degene die de stad tegen Zijn uitdrukkelijke wil zou opbouwen, was vervloekt (Joz. 6:26).
Achab trok zich daar niets van aan. Hij wilde de strategische betekenis van deze stad benutten tegenover andere volken. Dat hij daarmee uitdrukkelijk tegen de God van het verbond inging en Zijn liefde en zorg versmaadde, deed hem niets. En zo bouwde in zijn dagen Hiël uit Bethel Jericho weer op.
Maar de HEERE liet dit niet zomaar gebeuren. Hij hield vast aan Zijn recht: De straf die was aangekondigd, werd uitgevoerd. Zo stierf de oudste zoon van de bouwer Abiram bij het begin van de bouwwerkzaamheden, nl. bij de fundamenten, en stierf de jongste zoon Segub bij het afronden van de bouw, nl. bij het plaatsen van de poortdeuren.
Zo had de HEERE dat bepaald door de dienst van Jozua. Een teken aan de wand voor allen die het recht van God op Zijn volk verkrachten. We lezen niets van verootmoediging bij koning Achab. Hij verhardde zijn hart in eigenwilligheid en hoogmoed.
Waarom verbood God de herbouw van Jericho?
Zingen: Ps. 68:11
