LEZEN: 1 Kon. 18:7-16a … Elia zei: Zo waar de HEERE van de leger-machten leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, voorzeker, vandaag zal ik mij aan hem vertonen! …
Het is een bijzondere ontmoeting tussen Elia en Obadja. Beide zijn ze gelovige leden van Gods ware kerk en hebben ze een ambtelijke taak. Elia als profeet van de HEERE en Obadja als dienaar van Zijn ondergedoken kerk (art. 27 NGB). De HEERE brengt hen bijeen in verband met Zijn opdracht aan Elia.
Elia beveelt daarbij Obadja om als tussenpersoon tussen hem en Achab aan de koning te laten weten dat hij er is. Zelf gaat Elia niet naar Achab. Hij wacht tot Achab naar hem toe komt.
Dit is geen verzoek aan Obadja, maar een bevel, dat via Gods profeet van God Zelf komt. Achab moet beseffen dat God hier de regie heeft. Het is niet toevallig dat Obadja tussenpersoon moet zijn. Hij vertegenwoordigt het ware overblijfsel van de kerk dat heeft volhard in het geloof in zware tijden. Nu krijgt deze kerk een taak bij het komende herstel van het volk, dat God wil bewerken via de ontmoeting van Elia en Achab.
God wil er zo naar toe werken dat Israël zich tot Hem zal bekeren. Dat doet Hij via Achab, de koning en leider. Aan hem moet Obadja alleen zeggen: Elia is hier! Elia die bekendstaat als de profeet, de getuige van Jahwe, heeft namens de HEERE de vloek over het land uitgesproken. Nu die vloek tastbaar is voor heel het volk, grijpt de HEERE in.
Maar Obadja reageert heel angstig op deze opdracht. Hij is bang dat Achab als reactie op zijn bericht, hem zal doden. Want – zo redeneert hij – Achab zal dan Elia willen vinden om hem om te brengen, maar de HEERE zal Elia verbergen; dan zal Obadja de woede van Achab ervaren. Maar hij, Obadja, dient de HEERE toch? Hoe moet het dan met de honderd profeten?
Maar is dit geen kleingeloof van deze Obadja? Beseft hij niet dat God betrouwbaar is en almachtig? Dat laat Elia hem nu met een eed weten; daarop gaat Obadja naar Achab en brengt hij de boodschap van Elia over.
Moet je onderduiken bij haat tegen de kerk?
Zingen: Ps. 86:6,7