29 SEPTEMBER 2024 – STILTE

LEZEN: Ex. 33:12-23

… maar de HEERE was ook niet in het vuur. En na het vuur kwam het suizen van een zachte stilte. – 1 Kon. 19:11-14

Net als bij Mozes op de Horeb antwoordt de HEERE Elia met een verschijning. Daarin wil  Hij aan Elia tonen Wie Hij is. Hij laat juist die eigenschappen van Hem opmerken die Hij voor Elia nodig acht.

Zo wil de HEERE een duidelijke boodschap afgeven. Bij de verbondssluiting op de Horeb was er een storm met bliksem, vuur, rook, en aardbevingen. De HEERE wilde dat het volk de verschuldigde eerbied en ontzag voor Hem had.

Hoe is dat met Gods verschijning aan Elia? Er lijkt sprake van een tegenstelling. Eerst komen geweldige natuurverschijnselen, maar de HEERE is pas aanwezig in het suizen van een zachte stilte.

We moeten daar geen tegenstelling in zien alsof Hij afwijzend staat tegenover geweld en oordeel en op een vredige manier verder wil. Dat klopt ook niet met de opdracht aan Elia (vs.17). De geweldige verschijnselen zijn voorboden van Gods komst, die al iets van Hem Zelf uitbeelden.

Elia had zojuist immers zijn twijfels geuit over de macht en daadkracht van de HEERE der heerscharen. Nu ervaart Elia iets van het goddelijke geweld dat achtereenvolgens bergen doet scheuren en rotsen verbrijzelen, de aarde doet beven en vuur voortbrengt.

Maar bij al die onderdelen komt de HEERE nog niet. Pas als er een zachte stilte suist weet Elia: nu komt de HEERE en gaat Hij tot mij spreken. Elia bereidt zich daarop voor door eerbiedig zijn gezicht te bedekken.

Maar wat betekent dit suizen van een zachte stilte? Het wijst niet op een verandering van God, maar laat zien dat God naast Zijn goddelijke heiligheid en almachtige majesteit, óók Zijn goddelijke genade en barmhartigheid kent.

Elia moet beseffen dat hij als nietig mens tekort heeft gedaan aan de heerlijkheid van de HEERE. Hij verweet de HEERE niet alleen het uitblijven van recht en macht, maar dacht ook te kort van Gods genade en ontferming.

In welke zichtbare zaken laat God Zich aan ons zien?

Zingen: Ps. 97:2,5