Lijden aan de kerk – 6, slot

Lijden aan de kerk … Wat moeten we er mee?
We hebben gezien dat lijden aan de kerk verootmoediging vraagt en zelfbeproeving. Maar ook hoe buitengewoon troostrijk en bemoedigend het evangelie is. En in dat licht kunnen we nu op de vraag ingaan: hoe gaan we met dat lijden om?
Met die vraag gaan we weer terug naar het eerste artikel in deze serie.
Moeten we ons maar afzonderen?
Alles fatalistisch aanvaarden?
Of op alles en iedereen in de kerk kritiek gaan oefenen?
Moeten we maar cynisch worden?
Of ons kerkelijk leven voortdurend laten beheersen door ontevredenheid en boosheid?
Moeten we misschien een ander kerkgenootschap zoeken?

Afzonderen?
Je kunt je teleurgesteld terugtrekken. Niet meer deelnemen aan het gemeentelijk en kerkelijk leven. In een hoek gaan zitten. Vanuit een gevoel van: ze moeten me niet.
Maar dat is geen oplossing. We hebben in de gemeente een plaats gekregen. En een roeping. Van onze Heere Christus. Als we ons uit onszelf maar terugtrekken, dan handelen we op basis van ons gevoel. Op onze zwakke menselijke gronden. Dat kan schadelijk zijn voor ons geloofsleven. En we dienen er de opbouw van de gemeente niet mee. Ook als je ‘weggezet’ wordt blijft er de roeping van Christus. Misschien anders, misschien beperkter, maar de opdracht om een levend lid van de gemeente te zijn, blijft.

Niet onverschillig
Teleurstellingen in de kerk kunnen ook leiden tot een fatalistische houding. Zo van: het is nu eenmaal zo, ik kan er verder ook niets aan doen, ze doen maar, mij maakt het niet meer uit. Onverschilligheid kan dan onze houding worden.
We moeten ervoor waken om zo’n houding aan te nemen. Hoe begrijpelijk soms ook. Maar de zaak van de kerk hoort ons altijd een zorg te zijn. Het is de zaak van Christus. Daar mogen we niet onverschillig onder blijven. Ook niet als we zo persoonlijk geraakt zijn.

Geen mopperaar of cynicus
Lijden aan de kerk brengt het gevaar mee dat we vervallen in een altijd maar kritische houding. Niets in de kerk deugt meer. Je hebt overal kritiek op. Je wordt een echte ‘mopperaar’. Je bent constant boos of ontevreden. Of je gaat je cynisch opstellen: verbitterd, negatief, sarcastisch.

Maar ook dat is niet wat de Heere in Zijn Woord van ons vraagt. “Verblijd u altijd. Bid zonder ophouden. Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u. Blus de Geest niet uit.” (I Thessalonicenzen 5: 16-19). Een indringend Bijbelwoord. Zo moet, zegt de Heere, onze houding altijd zijn. Onze geloofshouding. Laten we onszelf gaan in gemopper en negativiteit en cynisme, dan kunnen we er zomaar aan meewerken dat de Geest wordt uitgeblust. Dat ons geloofsleven, zoals de Heere dat vraagt, eraan gaat. Blij zijn in het geloof, ondanks alles toch de Heere steeds blijven bidden en danken, dat is onze christelijke roeping.
Dat kan ons moeilijk vallen. Ja, dat vraagt strijd. Strijd die we niet alleen aankunnen. 

Sterken in de Heere
Maar we kunnen die strijd wel aan in geloof, met de hulp van de Heilige Geest. In de Bijbel vinden we daar prachtige voorbeelden van. Voorbeelden die ons mogen bemoedigen. We denken aan de geschiedenis van David in Ziklag (I Samuël 30). David woonde toen midden tussen de Filistijnen. Maar toen David op veldtocht was, vielen de Amalekieten Ziklag aan. Ze namen alles en iedereen mee. Vrouwen, kinderen, vee, bezittingen. Toen David en zijn mannen terugkwamen vonden ze een leeggeroofde stad. Ieder was zijn vrouw en kinderen kwijt. David kwam in grote nood. Hij kreeg de schuld. Zelfs zijn eigen mannen wilden hem stenigen!
Maar dan lezen we: “David echter sterkte zich in de HEERE, zijn God.”(I Samuël 30: 6b).
Midden in de uitzichtloze ellende richtte David zich op de Heere. Op Jahwe, Zijn God. Ongetwijfeld heeft David zich de machtige, vaste beloften van de Heere in gedachten gebracht. En de grote daden die de Heere aan hem en aan Israël had gedaan. Zo mogen we dat wel uitleggen.

En dat mogen, ja, dat moeten wij ook doen. In de kerkelijke moeiten van onze tijd. De kerk is van de Heere Christus. En in Christus hebben we machtige beloften. We zien ook in de geschiedenis van Gods kerk dat Hij zijn beloften waarmaakt. Waar mensen verzaken, waar mensen ontsporen, waar mensen ontmoedigd raken, daar blijft de Heere aan her werk. En Hij zal zijn werk voltooien! Ondanks onrecht in de kerk.
Zo mogen we ons, net als David, sterken in de Heere.

Geen andere kerk
We horen in deze tijd tot onze spijt af en toe ‘lijdende’ broeders en zusters spreken over vertrek uit de kerk. Misschien moeten ze maar weggaan. Naar een andere ‘kerk’. Naar de Hersteld Hervormde Kerk bijvoorbeeld. Waar ook schriftgetrouwe prediking is en waar mensen niet worden weggezet.
Lijkt het.
Dat is echt ernstig. Dat is eigenlijk een soort vluchten. Dat legt ook een grote verantwoordelijkheid bij ambtsdragers en bij broeders en zusters in de gemeente.

Vertrekken is echter ook geen oplossing. De kerk is een geloofszaak. We belijden één algemene, christelijke kerk. Lid van de kerk zijn is een zaak van geloof. Geloven dat Christus ons in deze kerk Zelf geroepen heeft. En ons een plaats gegeven. Uit die kerk laat je je niet wegjagen. En je gaat ook zelf niet. Want je kunt nergens naartoe. Er is geen alternatief. Van geen van de bestaande kerkgenootschappen rondom ons kunnen we zeggen dat daar de ware, de wettige kerk van Christus is. Dat de Heere Christus ons hier weg wil hebben en daar naartoe roept.

Breken met de kerk mag alleen wanneer volkomen duidelijk is dat de kerk geen kerk meer is. In de Dordtse Leerregels belijden we, naar de Schrift: “Daarom bezweert deze synode van Dordrecht in de naam van de Here allen die de naam van onze Verlosser Jezus Christus godvrezend aanroepen, dat zij over het geloof van de gereformeerde kerken niet moeten oordelen op grond van lasterpraat, die van hier en daar bijeen geraapt is. Ook niet op grond van persoonlijke uitspraken van sommige oude of nieuwe leraren; dergelijke uitspraken worden vaak ook nog te kwader trouw aangehaald, verminkt en verkeerd uitgelegd. Maar over het geloof van de gereformeerde kerken moeten zij oordelen op grond van de publieke belijdenisgeschriften van de kerken zelf en op grond van deze uiteenzetting van de rechtzinnige leer, die door alle leden van de hele synode met volledige eenstemmigheid is vastgesteld.” (DL Slotwoord, Gereformeerd Kerkboek pag. 505).

Mensen zijn niet beslissend
Het gaat bij de vraag waar de kerk is, waar de Heere ons roept, om de officiële rechtzinnige leer. Waaraan de kerken zich gebonden hebben in hun officiële uitspraken en besluiten. Alleen wanneer de kerken officieel in hun besluiten en belijden die rechtzinnige leer loslaten en valse leer legitimeren, tot waarheid verheffen, en de leugen bekrachtigen, dan pas is de vraag aan de orde: is hier de kerk nog, roept Christus de zijnen hier nog? Als de kenmerken van de ware en kerk niet meer gevonden worden. Als langdurig terecht  gewaarschuwd is en bezwaar gemaakt in de kerkelijke weg en die bezwaren zijn een en andermaal afgewezen of genegeerd.
Dat was de zaak in 1834, in 1886, in 1944 en in 2003.
Nu niet.

Mensen in de kerk, ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen kunnen het leven in de gemeente heel moeilijk maken en zorgen voor leed en lijden. Er kan inderdaad heel veel verkeerd gaan in de kerk. Maar het gaat dan slechts om woorden en daden van mensen. Dat betekent niet dat hele kerk valse kerk is geworden. Dat de kerk is opgehouden kerk te zijn. Dan moet er veel meer aan de hand zijn.

Breken met de kerk, als het gaat om lijden aan de kerk, al is het leven er nog zo moeilijk, is naar onze vaste overtuiging, op dit moment geen begaanbare weg, geen gaan waar Christus roept.

Wat dan wel?
Ook als het moeilijk en pijnlijk en zorgelijk is hebben we niet anders te doen dan trouw zijn op de plaats die de Heere ons heeft gegeven.
Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is. En wat vraagt de HEERE van u anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God.” (Micha 6: 8)

Recht doen. Goedertierenheid liefhebben. Ootmoedig wandelen met de Heere. In alle nederigheid. Barmhartig. Vergevensgezind. Dat is en blijft onze gelovige roeping.

En ieder oefent die roeping uit naar de talenten (een talent is een gave en opdracht) die de Heere heeft gegeven. Binnen de mogelijkheden en beperkingen die er zijn.

Recht doen betekent blijven getuigen, blijven opkomen voor de waarheid. Volhardend bezwaar blijven maken tegen zaken waarvan je vast overtuigd bent dat ze niet naar de wil van de Heere zijn. Rustig en met Schriftuurlijke en confessionele argumenten de kerkelijke weg gaan. Blijven studeren en ook anderen daartoe aansporen. Niet meedoen aan activiteiten die van de weg van het Verbond afleiden. Tegelijk wel het gesprek blijven aangaan met de broeders en zusters.
Goedertieren en ootmoedig.

En gebruik blijven maken van het allerbelangrijkste geloofswapen dat de Heere ons gaf: het aanhoudende en oprechte gelovige gebed. Een wapen dat bruikbaar en scherp blijft zelfs als alle mogelijkheden om te getuigen er niet meer lijken te zijn. De Heere wil zulke gebeden genadig inschakelen in Zijn werk. Het werk dat Hij zeker zal voltooien.

Het zal echter in het laatste der dagen geschieden
dat de berg van het huis van de HEERE
vast zal staan als de hoogste van de bergen,
en dat hij verheven zal worden boven de heuvels,
en dat de volken ernaartoe zullen stromen.
Vele heidenvolken zullen op weg gaan en zeggen:
Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.”
(Micha 4: 1, 2)

In het laatste der dagen en tot in eeuwigheid.

 

 

_____________________________________________________________________________________

Pdf maken (via Printen)