LEZEN: Haggaï 2:21-24:
… Op die dag, spreekt de HEERE van de legermachten, zal Ik u, Zerubbabel, zoon van Sealthiël, Mijn dienaar, nemen, spreekt de HEERE. Ik zal u maken tot een zegelring, want u heb Ik verkozen, spreekt de HEERE van de legermachten. – Haggaï 2:24
Haggaï is klaar met zijn toespraak tot de priesters en het volk. Het was een indringende boodschap met een ernstige waarschuwing maar ook een zegenrijke belofte.
Nu spreekt hij tot Zerubbabel, de afstammeling van David die slechts landvoogd is onder de Perzische koning. Zal er nu ook zegen zijn voor zijn ambt nadat zijn voorgeslacht gestraft is door de ballingschap?
Psalm 89 brengt deze klacht aan de orde: “U bent verbolgen geworden op uw gezalfde … Denk Heere aan de smaad van uw dienaren”. De HEERE zegt nu: Ik ga een keer brengen. “Ik zal doen beven de hemel en de aarde. Ik zal de troon van de koninkrijken omverwerpen … “
De HEERE van de legermachten (!) zal Zelf strijden. Hij brengt de volken in beroering; dat wijst o.a. op Pinksteren.
Zerubbabel hoeft alleen maar gelovig biddend afwachten totdat de HEERE hierin voorziet. Alle ongelovige koningen zullen met hun koninkrijken vergaan; denk aan de droom van Nebukadnezar, Dan. 2:24-47. Het wachten is op de Messias, nazaat van Zerubbabel, en Zijn Koninkrijk, de steen in die droom, Dan. 2:44,45.
Hij zal de naam krijgen boven alle naam en een eeuwig Koninkrijk stichten. Hij is de Koning der koningen en Heere der heren (Openb. 19:16).
Als slot van het boek is er voor Zerubbabel nog een boodschap van de HEERE van de legermachten: “Ik zal u maken tot een zegelring, want u heb Ik verkozen”. Zerubbabel heeft zichzelf niet mogen opdringen; de HEERE verkiest hem en geeft schitterende namen: Dienaar van de HEERE en Zegelring.
Een zegelring draagt men aan zijn rechterhand (Jer. 22:24); die wordt gekoesterd en krijg je niet snel los. God heeft Zich na Jojachin en anderen weer ontfermd over het nageslacht van David. Dat begon met Zerubbabel en loopt uit op de Christus, Davids grote Zoon.
Is de positie van Zerubbabel verdiend?
Zingen: Ps. 68:11