LEZEN: Joh. 6:47-59: … blijft in Mij en Ik in hem …
Jezus zet na Zijn terechtwijzing van de morrende Joden Zijn onderwijs over Zichzelf voort. Eerst komt Hij terug op wat Hij al eerder heeft gezegd. Iedereen die van het manna heeft gegeten is ook weer gestorven, maar het eten van het levende brood uit de hemel, van Hem, Jezus, maakt dat je in eeuwigheid leeft. Dat betrekt Jezus nu nog specifieker op Zijn lichaam, Zijn vlees en bloed.
Het brood dat Hij te eten geeft is Zijn lichaam; daarmee ontvang je het ware leven. Het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed geeft je dat eeuwige leven; je mag dan opstaan uit de dood op de laatste dag!
Het spreken over Zijn vlees en bloed wijst op Zijn dood. Dat is maar niet een dood die Hem overkomt. Maar een dood waarmee Hij Zijn vlees en Zijn bloed als offer geeft.
De Heere is actief in Zijn offergave. We moeten bedenken dat Jezus hier spreekt vlak voor het Paasfeest waar het Paaslam wordt geslacht. Dat Paaslam herinnert aan de verzoening van de zonden en de verlossing uit Egypte met daarbij de verlossing van de eerstgeborenen van de Israëlieten van de dood.
Jezus is het ware Paaslam, dat niet alleen de zonde van Israël weg-neemt, maar zelfs die van de wereld; zo is Hij aangewezen door Johannes de Doper. Ook dit kunnen de Joden van Jezus niet verdragen (vs. 52): Hoe kan Hij ons Zijn vlees te eten geven?
Jezus ziet daarin hun onwil om Hem te begrijpen en waarschuwt: Als u Mijn vlees niet eet en Mijn bloed niet drinkt, wacht u de dood. Maar wie dat wel doet, heeft eeuwig leven.
Het vlees van Jezus is daarom het ware voedsel en Zijn bloed de ware drank. Door dat tot je te nemen krijg je met Hem eeuwige gemeenschap: je blijft in Hem en Hij blijft in jou (vs. 56).
Hoe dat kan? Alles komt van de levende Vader: het leven van Jezus en door Hem het leven van de gelovigen. Alles begint ermee om aan te nemen dat Jezus door de Vader is gezonden, met de opdracht om Zijn leven voor de Zijnen te geven. Voor wie dat gelooft verandert alles tot in de eeuwigheid.
Hebben Jezus’ woorden betrekking op het Avondmaal? Leg uit.
Zingen: Ps. 25:7?
