LEZEN: Dan. 7: 15-28: … bepaalde tijden en de wet te veranderen …
Daniël is erg verschrikt door deze beelden. Hij stelt een vraag aan één van de engelen. Deze vertelt van de vier koninkrijken die op de aarde gevestigd zijn. Maar er is geen reden tot angst, want zij vergaan door het oordeel van God.
De heiligen van de Allerhoogste, de gelovigen, die God eren en hun vertrouwen op Hem stellen, zullen het koningschap ontvangen (vs. 18). Dat wordt niet van hen weggenomen zoals bij die aardse machten; er komt geen einde aan.
Toch wil Daniël graag meer weten van dat meest verschrikkelijke monster, dat vierde dier dat alles en iedereen kapot maakt, en vooral van die elfde hoorn ervan (vs. 19).
De reden van zijn nieuwgierigheid noemt Daniël in de verzen 21 en 22: ik had gezien dat die hoorn oorlog voerde tegen de heiligen en dat hij hen overwon totdat de Allerhoogste recht verschafte.
Eerst bevestigt de engel dat dit beest overal verderf zal zaaien. Er komen tien koningen voort uit dat koninkrijk; de elfde verschilt vooral van hen omdat hij godslasterlijke woorden spreekt tegen de Allerhoogste. Het Romeinse rijk valt uiteen in meerdere rijken: dat betreft de Nieuwtestamentische tijd: “tijd, tijden en een halve tijd” (vs.25; vgl. Openb. 12:14). Het vierde beest is het beest uit Openbaring dat zeven koppen en tien hoorns heeft en op zijn koppen een godslasterlijke naam.
Openb. 13:5-7 zegt hiervan: “Het werd een mond gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken … En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen … “
Maar in Openb. 19:20 lezen we ook: “En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet … Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt.”
Het is de antichrist, de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf die erop uit is de wet te veranderen (2 Tess. 2:3v). Maar de Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst (2 Tess. 2:8). Is de antichrist te herkennen?
Wat zien we in onze tijd van “het beest”?
Zingen: Ps. 56:1