LEZEN: Dan. 8: 23-27: … tegen de Vorst der vorsten zal hij opstaan …
Vanaf vers 23 geeft de engel een nadere verklaring van vers 9-12 over de meedogenloze koning Antiochus Epifanes IV (175-164 voor Chr.), de voorafschaduwing van de antichrist (2 Tess. 2:4).
Hij wordt door God gebruikt om de brede afval in Israël te straffen (vs.23: “wanneer de afvalligen de maat hebben volgemaakt”). Op grote schaal is er in Israël verwereldlijking in de vorm van hellenisering: vermenging van hun geloof in God met het Griekse gedachtegoed.
Eén van de uitingen daarvan zijn de denkbeelden van de Sadduceeën, die de opstanding uit de dood en het bestaan van engelen verwierpen. Deze wrede koning komt via intriges aan de macht, waarbij hij andere rivalen uitschakelt en ook onder Gods volk verderf zaait.
Hij gebruikt bedrieglijke methoden, waardoor hij velen zal verleiden tot afval van God. Zijn acties zijn te vergelijken met wat de twee beesten in Openb. 13 teweeg brengen. Zelfs tegen God (de Vorst der vosten) verheft hij zich (vs.25). Hij ontwijdt de tempel, verbiedt de besnijdenis, verbrandt delen van het Oude Testament en oefent terreur onder het volk.
We zien het slangenzaad opstaan tegen het vrouwenzaad met als doel de komst van de Messias te verijdelen (zie Openb. 12:4).
Toch zal God hem Zelf – zonder mensenhanden – neerslaan. Een gelovige rest wordt behouden. Wat hier gebeurt in de aanloop naar de komst van de Christus met antichristelijke machten en acties, gebeurt opnieuw in de aanloop naar Zijn wederkomst.
Er zal ook dan een tijd van grote verleiding en verdrukking zijn (Matt. 24:9-24; 2 Tess. 2:3-11 (!); Openb.11:7,8; 20:7-9). Maar ook dan zal God door Zijn Zoon – zonder mensenhanden (Openb. 19:15) – ingrijpen om tot voltooiing te brengen, en de Wederkomst van Christus doen plaatsvinden met het eindgericht (Matt.24:30,31;2 Tess.2:8; Openb. 11:11; 20:9).
Daniël moet het visioen nog geheim houden, omdat het nog lange tijd duurt voordat het in vervulling gaat. Hij wordt ziek van de verontrustende beelden, maar kan na enige dagen toch weer zijn werk doen.
Waarom moet de kerk dit allemaal weten?
Zingen: Ps. 56:3