LEZEN: Ex. 8:1-15: … Indien u weigert het te laten gaan, zie dan zal Ik heel uw gebied met kikkers treffen …
De plagen in Egypte zijn geen gewone natuurverschijnselen, het zijn wonderen van God, waarin Hij laat zien bovennatuurlijke krachten te bezitten.
God laat niet met Zich spotten. God handelt ook niet impulsief, Hij geeft bovendien de farao met zijn waarschuwing vooraf steeds de gelegenheid om zich te bedenken, zich te bekeren en Hem alsnog te gehoorzamen. Tegelijk openbaart God ons dat Hij het hart van de farao verhardt.
Er volgt nu opnieuw via Mozes en Aäron het goddelijke bevel: Laat mijn volk gaan, zodat ze Mij kunnen dienen. Met de waarschuwing: als u weigert, zal Ik heel uw gebied met kikkers treffen.
Dat wordt in detail uitgewerkt met als slotwoord: “Tegen u, tegen uw volk en tegen al uw dienaren zullen de kikkers omhoog klimmen”.
We lezen niets van een reactie van de farao, maar die blijkt wel uit het vervolg. Aäron strekt zijn hand uit over de wateren van Egypte en de kikkers daaruit bedekken het hele land. Kikkers zijn voor velen weerzinwekkende dieren, maar worden in Egypte juist vereerd. Nu straft de HEERE hen met deze dieren. Maar ook de magiërs kunnen hetzelfde doen.
Daarin zien we weer de satan actief, terwijl de HEERE dit toestaat. Voor het eerst reageert farao richting Mozes en Aäron: bid vurig tot de HEERE. Zelfs zegt hij toe dat hij het volk zal laten gaan om offers te kunnen brengen aan de HEERE. Er is dus enige erkenning van God bij deze dictator nu hij ook zelf de gevolgen van de straf ondervindt. Niet zijn eigen dienaren maar Mozes en Aäron roept hij om hulp.
Mozes wil dat wel, maar wil weten wanneer om daarmee uit te sluiten dat het stoppen van de plaag aan toeval kan worden toegeschreven. Hij wil dat de farao door de verlossing de HEERE zal erkennen als de enige ware God.
Dan roept Mozes God aan in gebed. En komt er een einde aan de plaag. De kikkers sterven en hun aantal maakt dat het hele land stinkt. Maar de farao verhardt zijn hart zodra er verlichting komt, zoals de HEERE dit wil.
Wat is de rol van kikkers in Openb. 16:13,14?
Zingen: Ps. 105:14
