LEZEN: Ex. 8:16-32 … Toen zeiden de magiërs tegen de farao: Dit is de vinger van God! … Maar de farao maakte ook deze keer zijn hart onvermurwbaar: hij liet het volk niet gaan.
De HEERE laat nu geen waarschuwing meer horen. Hij herhaalt Zijn bevel ook niet meer. Het moet farao nu duidelijk zijn, dat de HEERE niet met Zich laat spotten.
De HEERE doet opnieuw een wonder. Nadat Aäron met zijn staf op de grond slaat, doet Hij het stof veranderen in muggen. De omvang van de ramp is enorm. God schept uit het stof van het land miljarden muggen, bijtende muskieten die op mens en dier grote pijnlijke en jeukende bulten achterlaten.
De magiërs die dit niet na kunnen doen, waarschuwen van hun kant de farao: “Dit is de vinger van God”. Met andere woorden: dit kan niet anders dan door de God van Israël zijn veroorzaakt. Zelfs satan kan dit niet nadoen.
Maar dit gegeven brengt de faro nog niet tot onderwerping aan God. Zoals de HEERE gezegd heeft, gebeurt ook nu: hij verhardt zijn hart en luistert niet naar zijn eigen magiërs.
Bij de volgende plaag kinkt eerst weer het bevel van de HEERE met een nieuwe waarschuwing: Laat Mijn volk gaan zodat ze Mij dienen. Anders komen er steekvliegen in heel het land, op de grond en in alle huizen, behalve waar Mijn volk woont.
De HEERE wil met het laatste duidelijk maken dat Zijn macht Israël beschermt tegen het onheil dat zich richt tegen hun vijanden.
Farao krijgt nog de gelegenheid tot de volgende dag. Maar dan komt de straf. Die is zo ernstig dat er staat dat heel het land te grond wordt gericht (vs.24, Ps. 78:45).
De farao is hier nu wel van onder de indruk: hij smeekt Mozes en Aäron aan de HEERE offers te brengen. Hij wil dat zelfs aan heel het volk toestaan, maar dan wel binnen de landsgrenzen. Als de plaag maar ophoudt.
Maar Mozes accepteert dit niet. De HEERE wil dat ze in de woestijn, na een reis van drie dagen Hem zullen eren. De farao lijkt dit laatste toe staan, maar het mag niet te ver weg zijn. Hij wil niet buigen voor God, maar wil alleen dat de plaag ophoudt. Dat blijkt wel als er op het gebed van Mozes niet één vlieg overblijft.
Waarom verhardt de HEERE farao’s hart?
Zingen: Ps. 78:12
