Evangelisatie als opdracht – 2

by S. de Marie | 13 september 2025 06:00

Er ligt, zoals we in het vorige artikel zagen, een duidelijk bevel van de Heer Jezus Christus om het evangelie te verbreiden. De vraag kan opkomen: is die opdracht dan niet beperkt tot de apostelen en opgehouden nu er geen apostelen meer zijn? Daarop is ons antwoord nee, want het wérk van de apostelen is doorgegeven aan de gemeenten die zij hebben mogen stichten. Ze zijn navolgers van de apostelen, ook in dat opzicht (zie bv. 1 Thess. 1: 5-9). De Heere Jezus wil doorwerken aan de komst van Zijn rijk tot aan de voltooiing, de volmaking van Zijn rijk.

Dat werk gaat door tot aan de jongste dag. Dan pas is het getal van de gelovigen vol. Dan pas zal aan alle door God uitverkorenen, het evangelie zijn gebracht. Dan zijn deze allen tot geloof gekomen. Dan hebben deze allen zich gehoorzaam gebukt onder het juk van Christus. Op de jongste dag is het getal vol van de schare die niemand tellen kan, uit alle volken en stammen en natiën.  

Ga dan heen
Het evangelie zal tot die dag moeten blijven rondgaan; het evangeliseren zal in de wereld moeten doorgaan. Daarvoor blijft nodig dat de kerk aan haar roeping van Matt. 28:18-20 blijft beantwoorden. De Heere wil in die weg Zijn kerk brengen tot haar volheid. God wil, om het met Ef. 1:10 te zeggen: “in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeenbrengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is”.

Bij de uitvoering van dat belangrijke werk schakelt Christus Zijn dienstknechten in. Zijn discipelen die daarvoor apostelen heten, en Zijn kerk door de eeuwen heen. Die roeping is voor de kerk geen bijzaak, omdat het doel van Christus geen bijzaak is. Het is immers de grote opdracht die de Heere Christus aan Zijn kerk overbrengt juist voordat Hij op aarde afscheid neemt en naar de hemel vaart. En om de uitvoering van dat bevel mogelijk te maken stort Hij op Pinksteren Zijn Geest op de kerk uit. Die kerk gaat op de Pinksterdag dan ook direct evangeliseren: de grote daden van God verkondigen (Hand. 2:11).

Evangelisatie lijkt een moeilijke zaak, misschien zelfs onbegonnen werk. Zeker in onze dagen waarin de haat van de wereld steeds meer oploopt en deformerende krachten steeds sterker worden. Ook geeft verbondsverlating in plaats van verbondstoetreding de toon aan. En toch, zó – door die moeiten en die tegenwerking heen –, zó werkt de Heere. Zo werkt Hij naar Zijn einddoel. En daarbij schakelt Hij ons als Zijn kerk in.

Laten we bij die opdracht dan de laatste zin van Christus in Matt. 28 waarmee Hij Zijn opdracht tot evangeliseren afsluit niet vergeten: “En zie”, dat betekent: let nu goed op, reken in alles toch met wat Ik nu ga zeggen. “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Amen” . Als je de moeiten en zwaarte van Mijn opdracht op je af ziet komen, vergeet dan nooit dat Ik met je ben, wanneer je Mijn opdracht uitvoert. Dat geldt niet alleen voor de begintijd na Pinksteren maar voor al de dagen totdat alles door Mij voltooid is en Ik terugkom.
Dat is zeker, dat staat absoluut vast: Amen.
Het werk aan Gods Koninkrijk gaat door, daarin geeft Christus Zijn kerk een plaats en opdracht, maar Hij zorgt als Koning er ook voor dát het door kan gaan. Daarvoor geeft Hij ons krachten, genadegaven en middelen. En vooral het geschenk van Zijn Geest, waardoor Hij altijd met ons verbonden is.

Verkondigen en getuigen
Het evangelie moet verkondigd worden als boodschap van het gekomen Koninkrijk van de opgestane en verhoogde Christus. Van dit Koninkrijk moet getuigd worden. De mensen moeten weten Wie de eigenlijke Koning is. Ze moeten opgeroepen worden om zich aan deze Koning te onderwerpen. Ze moeten zich bekeren van hun ongehoorzaamheid en in geloof zich geven aan deze Koning die ook hun Verlosser is, bij Wie ze mogen schuilen met hun zonden.  
Zo alleen kunnen zij gered worden van het oordeel dat deze Koning bij Zijn wederkomst zal uitspreken over levenden en doden. Dan zal er veroordeling zijn van allen die in deze Koning niet hebben geloofd, Hem niet hebben gediend, en Hem niet hebben liefgehad.

Daarom mag bij evangelisatie  de oproep niet ontbreken zoals die op de Pinksterdag klonk in de verkondiging van Petrus: “Bekeer u”  en: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.” (Hand. 2:38,40).
Evangeliseren is vooral getuigen zijn: appelleren, oproepen. Door middel van dat menselijk getuigen zal de Heilige Geest de mensen kunnen overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel (Joh. 16:8). Zodat zij tot bekering en geloof komen, en Christus Zijn doel bereikt: redden van wie anders verloren gaan.

Daar komt bij: In die weg wil de Heere ook tot Zijn eer komen. Als de mensen geconfronteerd worden met het evangelie, zullen sommigen dit door de werking van de Geest aannemen; zij worden gevoegd bij hen die de Heere liefhebben, dienen en verheerlijken, bij de kerk van Christus. Tot hun zaligheid. 
Maar anderen zullen zich afwenden van het gehoorde evangelie en het verwerpen, tot hun verderf. Het Woord van de Heere zal nooit “leeg” terugkeren (Jes. 55:11), dat wil zeggen zonder uitwerking. Wát het uitwerkt weten we vaak niet op het moment dat het evangelie wordt aangezegd. Maar de Heere werkt ermee door mensen tot een beslissing te brengen: voor of tegen Hem. In een volgend artikel wordt nog verder gesproken over getuigen in de wereld.

Zending en evangelisatie
De opdracht van Christus om mensen uit alle volken onder Zijn koningschap te brengen valt uiteen in zending en evangelisatie. Wat is het verschil?

Onder zending verstaan we de verkondiging van het Evangelie onder mensen die nog nooit eerder met het evangelie in aanraking zijn geweest in gebieden waar geen kerk is van Christus.
In deze zendingsgebieden zijn door deze verkondiging onder de zegen van de Heere in het verleden nieuwe kerken gesticht. En door hun belijdenis en doop zijn de mensen na hun bekering tot deze nieuwe kerken toegetreden.

Onder evangelisatie verstaan we dezelfde verkondiging maar dan in de nabijheid van de kerk van Christus onder hen die God niet kennen of van Hem en Zijn dienst vervreemd zijn.
Ook dan is het doel dat deze mensen wanneer ze tot bekering zijn gekomen, belijdenis van hun geloof afleggen en gedoopt worden – als ze dat nog niet zijn. Dat wil ook zeggen dat ze lid zullen worden van de kerk van Jezus Christus. Van de ware kerk in hun buurt.
Dat lid worden van de kerk is een belangrijke zaak. Het hangt samen met het bevel van Christus: de mensen zullen Zijn discipelen worden en gedoopt worden. Zo worden ze opgenomen worden in Zijn verbond. Daar hoort bij dat ze lid worden van Zijn kerk, Zijn lichaam, Zijn bruid.
Nooit zullen we bij evangelisatie het tot geloof komen en het lid worden van de kerk, mogen ontkoppelen. Want – zo zegt art. 28 NGB – buiten de ware kerk is geen zaligheid.

Daarom heeft art. 26 van de Gereformeerde Kerkorde (p. 596 van het Geref. Kerkboek) staan:
            De evangelisatie moet erop gericht zijn dat zij die God niet kennen of van Hem en zijn dienst vervreemd zijn, zich door              belijdenis van het geloof naar de gereformeerde leer voegen bij de gemeente van Christus. De kerkenraden zullen                     erop toezien dat vanuit deze doelstelling gewerkt wordt.   

Koning Christus is het hoofd van de kerk. Hij regeert ook de wereld. Ja, Zijn regering gaat over alles om het verlorene te redden en Zijn Koninkrijk te doen komen in volmaaktheid. Ds. Van Gurp schreef als laatste woorden in zijn bijdrage in het boekje “Spreken over je Heiland”:
            “Om de kerk wordt de wereld gespaard.
            In de kerk wordt de wereld gered.”

                                                                                                                                                                                                     (wordt vervolgd)

Source URL: https://www.bouwen-en-bewaren.nl/2025/09/13/evangelisatie-als-opdracht-2/