12 OKTOBER 2025 – ABRAHAM

LEZEN: Rom. 4:1-15: om een vader te zijn van hen … die ook wandelen in de voetsporen van het geloof van onze vader Abraham, dat hij hjad toen hij nog onbesneden was …

Paulus geeft verdere verdieping. Hij gaat terug in de tijd naar Abraham. Juist omdat de Joden zich graag en veel op hem beriepen. Hij was de man met wie God Zijn verbond sloot. Zij zijn uit hem voortgekomen. Hij kreeg van God de opdracht tot de besnijdenis als teken van het verbond. Het was dus veilig om je aan hem, te spiegelen.

Op zich is dat goed, maar de vraag is hoe het toeging bij Abraham in zijn verhouding tot God. Paulus gaat nu na hoe zijn rechtvaardiging tot stand kwam. Op welke moment en om welke reden werd Abraham rechtvaardig voor God verklaard? Met andere woorden: wanneer en hoe werd hem door God gerechtigheid toegerekend?

Paulus haalt Gen. 15:6 aan. Abraham was toen al, gehoorzaam aan de roeping van de HEERE, gehoorzaam naar het land Kanaän getrokken. Hij had bij die roeping al rijke beloften ontvangen (Gen. 12:2-4).

In Gen. 15 gaat de HEERE daar verder op in. Hij belooft Abraham een eigen zoon als erfgenaam en stamvader van een groot nageslacht en wees hem daarbij op de sterren aan hemel. Een zaak van wonderlijke genade. Vers 6 zegt dan over Abraham: “En hij geloofde in de HEERE, en Die rekende Hem dat tot gerechtigheid”.

Dat geloof was er niet door een wetswerk, ook was Abraham toen nog niet besneden. Abraham bracht niets in rekening van zijn kant, maar geloofde alleen God op Zijn woord. Dat geloof – dat ook geen verdienste was – rekende God hem tot gerechtigheid.

Zo stond Abraham als zondig mens toch recht voor God. Van de kant van God was dat enkel genade. Genade die toen verleend werd omdat Christus eens ook voor de zonden van Abraham zou betalen aan het kruis op Golgotha (zie Rom. 3:25).

Paulus trekt nu een conclusie: de zaligspreking van Ps. 32:1 geldt niet alleen besnedenen maar ook onbesnedenen, als zij wandelen in de voetsporen van het geloof van Abraham. Pleiten op wetswerken maakt dat geloof zonder inhoud.

Wat maakte dat Abraham zo’n groot geloof toonde?

Zingen: Ps. 32:1