LEZEN: 1 Kon. 5:1-18: … Zie, ik ben van plan voor de Naam van de HEERE, mijn God, een huis te bouwen … om de fundering van het huis te leggen … Verder maakten zij het hout en de stenen gereed om het huis te bouwen …
In Kron. 22 lezen we dat David na de (eerste) zalving van Salomo tot koning een begin maakte met de voorbereiding voor de bouw van de tempel. David had steenhouwers aangesteld en ook veel hout door Hiram, koning van de Fenicische rijk (met Tyrus en Sidon, het huidige Libanon) laten leveren.
Ook verzamelde David al veel goud, koper en ijzer, bestemd voor de tempel. Het was David die Salomo opdracht gaf om de tempel te gaan bouwen (1 Kron. 22:6). Daarmee deed David recht aan de belofte en opdracht die de HEERE hem jaren geleden had gegeven.
De HEERE reageerde daarmee op het voorstel van David om een tempel voor Hem te bouwen (2 Sam. 7). De HEERE wilde dat niet David maar zijn zoon een huis voor Hem zou bouwen (2 Sam 7:13).
Nu zijn vader is overleden en Salomo rust heeft in het land wordt hij benaderd door Hiram om nog meer hout te leveren. Zo wordt Salomo aangezet om de bouw nu echt voor te bereiden.
Hij maakt afspraken om tegen betaling van grote hoeveelheden tarwe en olie ceders en cipressen voor het benodigde houtwerk te laten kappen en via vlotten over de zee naar zich toe te laten sturen. In Kronieken worden nog andere vormen van betaling genoemd waaronder wijn.
De bevoorrading neemt een aantal jaren in beslag. Daarvoor stelt Salomo dertigduizend man van andere volken aan om in de Libanon als slaaf (in herendienst) te werken aan deze actie.
Daarnaast werft hij nog in totaal 150.000 arbeiders uit Israël zelf voor de transporten en het houwen van stenen. Alles is bedoeld om de HEERE als God van de hemel op aarde te eren op een wijze die bij Hem past.
Het gebouw kan daarom nooit te mooi of te groot worden. Het is een wonder van genade dat de HEERE wil wonen te midden van Zijn volk!
Waarom zijn onze kerkgebouwen zo eenvoudig?
Zingen: Ps. 96:4
