LEZEN: 1 Kon. 7:1-12: … Aan zijn eigen huis heeft Salomo echter dertien jaar gebouwd, en hij voltooide zijn hele huis … Ook maakte hij voor de dochter van de farao, die Salomo tot vrouw genomen had, eenzelfde huis als deze voorhal. Dit alles was van kostbare stenen gemaakt, gehouwen steen, met een zaag vanbinnen en vanbuiten op maat gezaagd, vanaf het fundament tot de daklijst en van buiten tot aan de grote voorhof …
Het komt wat vreemd over dat Salomo over de bouw van zijn eigen huis – zeg maar: paleis – 13 jaar doet, terwijl het huis van de HEERE in zevenjaar voltooid werd. Daarbij moet wel worden bedacht dat de materialen voor de tempel voor een deel al door David waren voorbereid.
Het paleis ligt dicht bij de tempel. Er wordt naast cederhout gebruik gemaakt van “kostbare” stenen; Dat laatste staat drie keer in de verzen 9-11 en krijgt zo extra nadruk.
De bouw en inrichting van het paleis staat vrij uitvoerig beschreven. Wat is het doel daarvan? Wat leren we daarvan? Er is bij Salomo geen sprake van enige minachting voor de HEERE en Zijn huis, maar hoe staat het met Salomo’s visie op zijn eigen persoon? Al eerder werden de vele paarden genoemd (voor 1400 strijdwagens en 12000 ruiters, 1 Kron. 1:14). Kennelijk is Salomo behoorlijk gesteld op eer en aanzien.
Later wordt ook zijn harem in het paleis onder gebracht. De dochter van de farao, één van zijn vrouwen, krijgt zelfs een aparte woning.
Dat Salomo veel vertrekken (45!) en zalen nodig heeft voor zijn ambtsdienst waaronder de rechtsspraak en voor de dienst van zijn ambtenaren, moet overigens wel in rekening worden gebracht.
Ook voor andere godvrezende koningen blijkt rijkdom en weelde een beproeving om eer en aanzien te willen hebben, zoals beschreven bij koning Hizkia in 2 Kon. 20:12v; 2 Kron. 32:27,30.
We zijn gewaarschuwd (zie ook Ps. 49: 17-21; 1 Tim.6:7-10).
Hoe staat dat bij onszelf?
We zingen een Psalm van Salomo: Ps. 127:1
