De vrede bewaren in de kerk (1) – De ware vrede

Welke vrede wordt bedoeld?
Bij het uiten van bezwaren tegen recente kerkelijke ontwikkelingen en besluiten van kerkelijke vergaderingen wordt soms gewezen op de vrede die bewaard moet worden. De vrede die zo kenmerkend is voor de kerk van Christus, zou door “negatieve” geluiden in gevaar kunnen komen. Zeker in een tijd kort nadat twee kerkverbanden zich hebben verenigd en er een tijd is van nieuwe ontmoetingen en samensmelting is het van belang hier aandacht aan te besteden.

De vrede die ons door Christus geschonken wordt, is een wezenlijke eigenschap van de kerk. Er zijn Bijbelteksten genoeg om dat duidelijk te maken. Met een vredegroet kwam de opgestane Heere tot Zijn discipelen (Joh. 20:19,21,26).  En dezelfde vredegroet lezen we ook in de aanhef van de apostolische brieven aan de nieuwtestamentische gemeenten. Keer op keer staat er “Genade, zij u en vrede van God onze Vader en van de Heere Jezus Christus?” (Rom. 1:71, Kor. 1:3, 2 Kor. 1:2, Gal. 1:3, Ef. 1:2, Fil. 1:2, Kol. 1:2, 1 Tess. 1:1, 2 Tess. 1:2, 1 Petr. 1:2, 2 Petr. 1:2, 2 Joh. 1:3, 3 Joh. 1:14, Openb. 1:4). En elke zondag wordt het ook ons als gemeente in het begin van de eredienst van de kansel toegezegd. En bij de afsluiting van de eredienst klinkt vaak: de oudtestamentische priesterzegen ”De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede”.

Hoe gaan we met die zegenrijke vrede om als wij bezwaren of zorgen hebben m.b.t. wat er zich in de kerken afspeelt? In hoeverre kunnen die bezwaren en het uiten ervan een bedreiging vormen voor de vrede, die we in Christus ontvangen en die zo bepalend is voor de gemeenschap der heiligen?

Nu is het begrip “vrede” in de Bijbel zelf een zaak die nauwkeurig moet worden beoordeeld. Welke betekenis heeft de vrede die daar genoemd wordt? Valse profeten spreken in de kerk van het oude testament van “vrede, vrede”, terwijl er geen ware vrede is (Jer. 6:14; 8:11; 9:8; 23:17; Ez. 13:10,16; Micha 3:5). De Heere Jezus stelt Zijn vrede ook tegenover de “vrede van de wereld” (Matt. 10:34; Luk. 12:51; Joh.14:27).

Om na te gaan hoe we moeten omgaan met waarschuwingen voor “de vrede” in de kerk, zullen we onszelf daarom een aantal vragen moeten stellen.

  • Welke vrede zou bedoeld zijn door degenen die leden met bezwaren hierop aanspreken?
    Hoe sluit dat aan bij de ware vrede die Christus wil laten regeren?
  • Komt de ware vrede in gevaar door een bezwaar zelf of door de houding daarbij?                                                                                                                              
  • Tenslotte is belangrijk na te gaan hoe de reactie van bezwaarden tot hen die hen aanspreken, de ware vrede kan dienen.

De ware vrede van Christus
Christus brengt de vrede aan. Hij is de Vredevorst, die het eeuwige vrederijk sticht.

Maar wat is die vrede concreet? Vrede heeft de klank van ontbreken van oorlog, ontbreken van ruzie of twisten. Vrede sluiten heeft dan het doel om van strijd en onrust af te zijn. Die vrede is in die zin “positief” dat je leven dan niet wordt verstoord, en er minder onrust en spanning is. Voor de “lieve vrede” laat je dingen na die de ander zouden kunnen kwetsen, irriteren, of het moeilijk maken of waarover anderen niet positief oordelen. Je vermijdt een terechtwijzing, die bij anderen niet goed kan vallen. Daar kan ook het uiten van bezwaren bij passen: die ga je liever uit de weg; je wilt toch geen dwarsligger of spelbreker zijn?

Vrede kan ook betekenen dat je ergens vrede mee hebt. Het zat je eerst dwars, het stak je, je was er steeds mee bezig, maar nu berust je erin: je hebt er vrede mee. Je kan het aanvaarden en dat geeft je innerlijke rust. Een vredig bestaan wordt dan een plezierig, onbezorgd leven. Zulke vrede bestaat, maar is dàt de “vrede van Christus”, of “de vrede van God”?

De Heere Jezus geeft aan Zijn discipelen het verschil aan tussen Zijn vrede en de vrede die de wereld geeft. Zoals Hij in Joh. 14: 27 zegt: “Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u.”
De vrede die de Heere Jezus voor de Zijnen aanbrengt, is van een heel andere orde dan ontbreken van strijd, onvrede, spanning.  Zijn vrede rust op de verzoening met God (Rom. 5:1: “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus”).
Het is de vrede waarbij de verhoudingen in het verbond met de Heere God zijn hersteld.
Deze wordt gekenmerkt door gerechtigheid, harmonie, gezonde verhoudingen, opbloeien van het leven in gemeenschap met de Heere God. Het betreft het ware leven waarin echte levensblijheid en dankbaarheid worden gezien, terwijl je onder Gods zegen weer tot eer van Hem leeft, naar Zijn Woord en Zijn geboden.

De vrede van God staat echter niet tegenover strijd, maar tegenover kwaad. Het is wandelen in het rijk van het licht in plaats van in het rijk van de duisternis, maar niet zonder strijd.
Op aarde zal deze vrede niet zonder strijd kunnen, omdat die vrede steeds wordt aangevochten. Pas in het volmaakte vrederijk zal er ook geen strijd meer zijn.

Die vrede moet regeren
Van die ware vrede wordt in Kol 3:15 gezegd: “En laat de vrede van God heersen in uw harten …” En in Fil. 4:7 lezen we: “en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus”. Met andere woorden: de vrede die Christus bewerkt heeft door Zijn verzoening, geeft het ware leven met God en voor God en moet ons hart beheersen. Ons hart is het centrum van ons innerlijk, waarin alles bestuurd wordt in ons leven: ons denken, voelen, willen en handelen. Dot alles zal doortrokken moeten worden van de vrede van Christus, de vrede van God.

Dat betekent niet zozeer dat gelovigen altijd een rustig gemoed hebben en er nooit meer spanningen zijn. Maar het betekent wel dat het heil in onze Heere Jezus Christus en de liefde van God met al Zijn zegeningen en gunstbewijzen ons zekerheid, veiligheid, vastheid en vertrouwen geeft, waardoor wij het spoor niet bijster raken en niet moedeloos of radeloos worden. Met de vrede van Christus mogen wij de zegenrijke nabijheid van God ervaren. We mogen steeds opmerken dat God in de gemeenschap met Christus onze Vader is. Zo worden we er steeds weer bij bepaald dat wij in Christus voor Zijn aangezicht mogen bestaan, en elke dag van Zijn genade mogen leven (Rom. 5:2).

Dat evangelie van de vrede van Christus wil onze gedachten behoeden, beheersen, bewaren.
Die zegen mag elke dag met ons meegaan.  Die vrede gaat alle aardse zekerheid en voorspoed te boven. Die vrede geeft ons ook in dagen van aardse spanning en onrust, toch de ware rust van het vertrouwen in God en in onze Heere Jezus Christus. Dan kunnen wij zelfs in tijden van moeite en verdriet, van zorgen en spanningen, stil zijn voor God en rust bij Hem vinden (Ps. 62, Ps. 131).

Vrede en dagelijkse bekering
Bij het heersen van de vrede in je hart en je gedachten hoort ook je levensheiliging met dagelijkse bekering (Fil. 4:7; Kol. 3:5-10): Het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe, het vernieuwd worden naar het beeld van God. Paulus schrijft in 1 Tess. 5:23: “En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen …”  En Christus Die als de Vredevorst de vrede aanbrengt, wil ook dat wij Zijn beeld gaan vertonen (Kol. 3:12). Hij is alles en in allen (Kol. 3:11). Daar hoort bij: innerlijke ontferming, dat wil zeggen: de ander zoeken in bewogenheid. Nederigheid: jezelf wegcijferen in ootmoed tot de Heere en afzien van jezelf (Ef. 4:1-3).

Je gaat je broeder en zuster tegemoet zonder hoogmoed; je beroept je niet op grotere kennis, meer ervaring, groter aanzien of hogere positie. Maar je geeft ruimte aan je broeder of zuster, hoe eenvoudig, hoe weinig geleerd of onervaren deze ook is. Je bent daarbij niet alleen vriendelijk en beleefd, maar vooral zachtmoedig: je maakt je in elk opzicht klein tegenover de ander en staat open voor hem of haar en hebt geduld. Dat doe je ook als je de ander moet terechtwijzen met Gods Woord (Gal. 6:1; 1 Tess. 5:14; 2 Tim. 2:25).

Paulus noemt bij die vernieuwing ook geduld en lankmoedigheid. Je springt niet bovenop de ander als die iets verkeerds of onaangenaams zegt. Maar je verdraagt elkaar. De één de ander.
Een karaktertrek van die ander mag niet je bejegening bepalen. En als je je persoonlijk door de ander tekortgedaan voelt, zal je dat maar verdragen. En als er sprake is van een zeker wantrouwen bij de ander, dan zul je bereid moeten zijn om door je eigen houding die ander te helpen dit te overwinnen.

Zo zal er ook vrede kunnen heersen in de harten van alle gemeenteleden. Daarin is Christus hen allen Zelf voorgegaan Hij verdraagt hen allen en vergeeft hen allen. Daarom moeten ook zij dat onderling doen als leden van Hem. Zo werkt het leven in Christus’ vrede ook in een gebroken situatie. Zo kan dat leven ook echt in Christus opbloeien in harmonie.

                                                                                                                    (wordt vervolgd)

 

  • Wat is de ware vrede die Christus Zijn kerk geeft en in Zijn kerk wil zien?
    Hoe gaan we met die vrede om en hoe moet die vrede worden bevorderd?
  • Welke vrede zou bedoeld zijn door degenen die leden met bezwaren hierop aanspreken?
    Hoe sluit dat aan bij de ware vrede die Christus wil laten regeren?
  • Komt de ware vrede in gevaar door een bezwaar zelf of door de houding daarbij?                                                                                                                              
  • Tenslotte is belangrijk na te gaan hoe de reactie van bezwaarden tot hen die hen aanspreken, de ware vrede kan dienen.

De ware vrede van Christus
Christus brengt de vrede aan. Hij is de Vredevorst, die het eeuwige vrederijk sticht.

Maar wat is die vrede concreet? Vrede heeft de klank van ontbreken van oorlog, ontbreken van ruzie of twisten. Vrede sluiten heeft dan het doel om van strijd en onrust af te zijn. Die vrede is in die zin “positief” dat je leven dan niet wordt verstoord, en er minder onrust en spanning is. Voor de “lieve vrede” laat je dingen na die de ander zouden kunnen kwetsen, irriteren, of het moeilijk maken of waarover anderen niet positief oordelen. Je vermijdt een terechtwijzing, die bij anderen niet goed kan vallen. Daar kan ook het uiten van bezwaren bij passen: die ga je liever uit de weg; je wilt toch geen dwarsligger of spelbreker zijn?

Vrede kan ook betekenen dat je ergens vrede mee hebt. Het zat je eerst dwars, het stak je, je was er steeds mee bezig, maar nu berust je erin: je hebt er vrede mee. Je kan het aanvaarden en dat geeft je innerlijke rust. Een vredig bestaan wordt dan een plezierig, onbezorgd leven. Zulke vrede bestaat, maar is dàt de “vrede van Christus”, of “de vrede van God”?

De Heere Jezus geeft aan Zijn discipelen het verschil aan tussen Zijn vrede en de vrede die de wereld geeft. Zoals Hij in Joh. 14: 27 zegt: “Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u.”
De vrede die de Heere Jezus voor de Zijnen aanbrengt, is van een heel andere orde dan ontbreken van strijd, onvrede, spanning.  Zijn vrede rust op de verzoening met God (Rom. 5:1: “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus”).
Het is de vrede waarbij de verhoudingen in het verbond met de Heere God zijn hersteld.
Deze wordt gekenmerkt door gerechtigheid, harmonie, gezonde verhoudingen, opbloeien van het leven in gemeenschap met de Heere God. Het betreft het ware leven waarin echte levensblijheid en dankbaarheid worden gezien, terwijl je onder Gods zegen weer tot eer van Hem leeft, naar Zijn Woord en Zijn geboden.

De vrede van God staat echter niet tegenover strijd, maar tegenover kwaad. Het is wandelen in het rijk van het licht in plaats van in het rijk van de duisternis, maar niet zonder strijd.
Op aarde zal deze vrede niet zonder strijd kunnen, omdat die vrede steeds wordt aangevochten. Pas in het volmaakte vrederijk zal er ook geen strijd meer zijn.

Die vrede moet regeren
Van die ware vrede wordt in Kol 3:15 gezegd: “En laat de vrede van God heersen in uw harten …” En in Fil. 4:7 lezen we: “en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus”. Met andere woorden: de vrede die Christus bewerkt heeft door Zijn verzoening, geeft het ware leven met God en voor God en moet ons hart beheersen. Ons hart is het centrum van ons innerlijk, waarin alles bestuurd wordt in ons leven: ons denken, voelen, willen en handelen. Dot alles zal doortrokken moeten worden van de vrede van Christus, de vrede van God.

Dat betekent niet zozeer dat gelovigen altijd een rustig gemoed hebben en er nooit meer spanningen zijn. Maar het betekent wel dat het heil in onze Heere Jezus Christus en de liefde van God met al Zijn zegeningen en gunstbewijzen ons zekerheid, veiligheid, vastheid en vertrouwen geeft, waardoor wij het spoor niet bijster raken en niet moedeloos of radeloos worden. Met de vrede van Christus mogen wij de zegenrijke nabijheid van God ervaren. We mogen steeds opmerken dat God in de gemeenschap met Christus onze Vader is. Zo worden we er steeds weer bij bepaald dat wij in Christus voor Zijn aangezicht mogen bestaan, en elke dag van Zijn genade mogen leven (Rom. 5:2).

Dat evangelie van de vrede van Christus wil onze gedachten behoeden, beheersen, bewaren.
Die zegen mag elke dag met ons meegaan.  Die vrede gaat alle aardse zekerheid en voorspoed te boven. Die vrede geeft ons ook in dagen van aardse spanning en onrust, toch de ware rust van het vertrouwen in God en in onze Heere Jezus Christus. Dan kunnen wij zelfs in tijden van moeite en verdriet, van zorgen en spanningen, stil zijn voor God en rust bij Hem vinden (Ps. 62, Ps. 131).

Vrede en dagelijkse bekering
Bij het heersen van de vrede in je hart en je gedachten hoort ook je levensheiliging met dagelijkse bekering (Fil. 4:7; Kol. 3:5-10): Het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe, het vernieuwd worden naar het beeld van God. Paulus schrijft in 1 Tess. 5:23: “En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen …”  En Christus Die als de Vredevorst de vrede aanbrengt, wil ook dat wij Zijn beeld gaan vertonen (Kol. 3:12). Hij is alles en in allen (Kol. 3:11). Daar hoort bij: innerlijke ontferming, dat wil zeggen: de ander zoeken in bewogenheid. Nederigheid: jezelf wegcijferen in ootmoed tot de Heere en afzien van jezelf (Ef. 4:1-3).

Je gaat je broeder en zuster tegemoet zonder hoogmoed; je beroept je niet op grotere kennis, meer ervaring, groter aanzien of hogere positie. Maar je geeft ruimte aan je broeder of zuster, hoe eenvoudig, hoe weinig geleerd of onervaren deze ook is. Je bent daarbij niet alleen vriendelijk en beleefd, maar vooral zachtmoedig: je maakt je in elk opzicht klein tegenover de ander en staat open voor hem of haar en hebt geduld. Dat doe je ook als je de ander moet terechtwijzen met Gods Woord (Gal. 6:1; 1 Tess. 5:14; 2 Tim. 2:25).

Paulus noemt bij die vernieuwing ook geduld en lankmoedigheid. Je springt niet bovenop de ander als die iets verkeerds of onaangenaams zegt. Maar je verdraagt elkaar. De één de ander.
Een karaktertrek van die ander mag niet je bejegening bepalen. En als je je persoonlijk door de ander tekortgedaan voelt, zal je dat maar verdragen. En als er sprake is van een zeker wantrouwen bij de ander, dan zul je bereid moeten zijn om door je eigen houding die ander te helpen dit te overwinnen.

Zo zal er ook vrede kunnen heersen in de harten van alle gemeenteleden. Daarin is Christus hen allen Zelf voorgegaan Hij verdraagt hen allen en vergeeft hen allen. Daarom moeten ook zij dat onderling doen als leden van Hem. Zo werkt het leven in Christus’ vrede ook in een gebroken situatie. Zo kan dat leven ook echt in Christus opbloeien in harmonie.

                                                                                                                    (wordt vervolgd)

 

Pdf maken (via Printen)