Bij het bewaren van de vrede is niet alleen het leven in de vrede van Christus en het toepassen ervan belangrijk. Ook is heel belangrijk het handhaven van de voorwaarden en de basis voor die vrede. Die zijn van fundamenteel belang voor de ware aard van de vrede en het bewaren van die ware aard. Zoals eerder gezegd is de vrede van Christus niet hetzelfde als de vrede van de wereld. Zelfs “profeten” kunnen opkomen voor zogenaamde vrede, zonder dat daarbij sprake is van ware vrede.
Waarheid en recht als fundament
Waar zit de wáre vrede op vast, wat is haar fundering? Dat is de waarheid en het recht van God en Zijn Woord. Dat is Jezus Christus en Zijn Woord. Absolute waarheid en zuiver recht zijn de pijlers van Gods werk aan Zijn kerk. De vrede in Christus als Vredevorst kan nooit los gezien worden van Gods waarheid en recht. Het recht is hier het handhaven, uitvoeren en verdedigen van de waarheid van Gods Woord en het oordelen over de schending ervan.
Zo zingen we met Psalm 89:6 (berijmd) tot God: “Gij hebt uw troon gegrond op recht en waarheid beide als pijlers van uw heil, onwrikbaar door de tijden … o Vorst van onze vrede”. En Psalm 111:7 zegt in een lofzang op de weldaden van de HEERE (HSV): “De werken van Zijn handen zijn waarheid en recht, al Zijn bevelen zijn betrouwbaar. Zij worden ondersteund, voor eeuwig en altijd want ze zijn gedaan in waarheid en oprechtheid”.
Psalm 122 wekt op tot vreugde over Jeruzalem als beeld van de kerk. Daar is het huis van God dat haar eenheid en verbondenheid heeft in de Naam van de HEERE. In de waarheid van Hem is ze “hecht samengevoegd”. Ook staan daar de zetels van het recht om de ware vrede te bewaren: een essentiële zaak in een zondige wereld en een nog steeds onvolmaakte kerk. Dat recht zien we ook terug in onze kerkorde, die op Schriftuurlijke gronden, de orde en vrede in de kerken bevordert.
Verbonden in waarheid en met rechtszekerheid kan in de kerk de ware vrede opbloeien, waardoor de kerkleden het goed hebben (vs.6,9). Met de waarheid en het recht als basis voor de ware godsdienst en de rechte verbondenheid kan er ook op de juiste wijze gebeden worden om de ware vrede (vs.6,8; zie de preek van B. Holwerda uit 1945 over Psalm 122 in “Semper reformanda”, vier preken gehouden in verband met de Vrijmaking, (https://reformata.nl/#search=Semper).
Tucht en vrede
Ook op andere plaatsen in het oude testament wordt gewezen op het belang van waarheid en recht voor ware vrede. Zo spreekt de profeet Zacharia namens de HEERE van de legermachten in Zach. 8:16-19: “Dit zijn de dingen die u doen moet: spreek de waarheid tegen elkaar, oordeel naar waarheid in uw poorten met een oordeel dat de vrede dient (…) Heb dan de waarheid en de vrede lief”. De kerk krijgt hier een belangrijke aanwijzing wat de Heere welgevallig is: waarheid spreken en geen leugen; rechtspreken en uit zijn op elkaars heil en op de onderlinge vrede.
Het zuivere Woord moet regeren ook in de onderlinge gemeenschap. Het belangrijkste kenmerk van de ware kerk is toch “dat men zich richt naar het zuivere Woord van God en alles wat daarmee in strijd is, verwerpt” (NGB, art. 29)? Daarbij hoort ook het in acht nemen van Gods gevolgen en het niet toelaten van leugen en bedrog naar de Heere toe, of naar elkaar toe. De Heere verdraagt geen valse eden m.b.t. huwelijk, belijdenis of doopbelofte, bij ambtsdragers of synodeleden. Zowel het derde als het negende gebod gaan daarom gepaard een ernstige waarschuwing (HC, zondag 37 en 43).
Bij leugens in de kerk wordt de naam van de Heere misbruikt, dat haat de Heere. Hij wil dat ieder zijn woord en belofte houdt. Bij “liefhebben van de waarheid en de vrede” zal soms ook tucht of rechtspraak nodig zijn. Ook daardoor kan de vrede opbloeien op een manier die God aangenaam is.
Alleen als we ons zo vasthouden aan de waarheid van Gods Woord, en dit ook in praktijk brengen binnen en buiten de kerk, kunnen we groeien in geloof en liefde. Dan zullen we de vrede van de ware eenheid ervaren (Ef. 4:1-16). Tegelijk betekent het dat we daarbij elke dwaling zullen moeten afwijzen (Ef. 4:14).
De waarheid vasthouden zal niet alleen een zaak mogen zijn van woorden, maar ook van ons hart en handelen. Zo spreekt Johannes in 2 Joh. 1:4-6 en 3 Joh. 1:3,4 ervan dat wandelen in de waarheid ook wandelen in de liefde is, de liefde tot God en tot elkaar. Dat is de vrede die Christus wil zien.
Orde en vrede
In het verband met het handhaven van recht en vrede is het goed te wijzen op het belang van de kerkorde als regel voor de vrede in de kerk. Er zijn in verschillende tijden momenten geweest dat men liever de kerkorde losliet. Zo gebeurde dat na de Afscheiding van 1834 bij ds. H.P. Scholte. Zo werd daarvoor gepleit direct na de Vrijmaking van 1944 en later weer in 1967 in de aanloop naar het ontstaan van de NGK die momenteel zijn herenigd met de GKv. Men zag de kerkorde als een knellende dwangbuis, waardoor de vrijheid werd beknot.
Het is belangrijk “orde” van “vrede” te onderscheiden om niet te vervallen in formalisme en hiërarchie. Prof. J. Kamphuis heeft daarop gewezen aan de hand van de Schriftplaats 1 Kor. 14:34, die een belangrijke grond vormt voor het hebben van een kerkorde. In Verkenningen III (Oosterbaan & LeCointre, Goes, (https://kerkrecht.nl/node/14196/) schrijft hij samengevat het volgende: 1 Kor. 14:33 zegt eerst: ‘God is geen God van wanorde’. Daartegenover stelt Paulus niet ‘maar van orde’, maar: ‘maar van vrede’; letterlijk schrijft hij: “niet van wanorde, is God, maar van vrede”. Daarmee zegt Paulus: God is een God van vrede en daarom van orde. De gemeente leeft uit de vrede van God, daarom zal er een ‘orde’-van-vrede zijn in de gemeenschap der heiligen. Omdat de kerk als gemeenschap aan Gods vrede deelheeft in Christus Jezus is een ‘orde’-van-vrede nodig opdat allen vermaand en vertroost worden en allen door het profetisch Woord verder worden gebracht in de kennis van de waarheid en de weg van de Heere (vgl. 1 Kor. 14:31).
Jagen naar de vrede
Tenslotte vraag ik nog graag aandacht voor het “jagen naar de vrede”. Is dat niet activistisch? Toch vraagt de Heere van ons: jaagt dan naar die vrede! (Ps. 34:15; Matt. 5:9; Jak. 3:18; 1 Petr. 3:10-12; 2 Petr. 3:14; Hebr. 12:4). We worden daartoe opgeroepen door te leven door de Geest van Christus (Gal. 5: 16-26). Want het denken van de Geest is leven en vrede (Rom. 8:6). Zo leeft en werkt Christus in Zijn kerk. Niet passief: Hij eist daarin wel onze verantwoordelijkheid.
Dat “jagen” is een zich beijveren. Als kenmerk van een levend geloofsleven, in afhankelijkheid van Christus (Fil. 2:12; Fil. 3:14;1 Tim. 6:11; 2 Tim. 2:22; 2 Petr. 1:10). Christus’ Geest bewerkt lust en liefde om Gods wil te doen, en – als onderdeel daarvan – ook naar de vrede te jagen in de kerk. De ware vrede, waarbij de onderlinge vrede voortkomt uit de vrede met God. Maar hoe doe je dat, dat jagen naar de vrede?
Dat jagen is alleen mogelijk als er – zoals we boven zagen – ontzag voor en liefde tot de waarheid van Gods Woord is. Dat moet blijken in de ambtelijke verkondiging van Gods Woord maar ook in het zich onderwerpen daaraan door de gemeente. Die vrede kan alleen nagejaagd worden als in de kerk ook het recht en de tucht worden gehanteerd overeenkomstig Gods Woord. Daarbij zal de gemeente zich ook daadwerkelijk moeten willen voegen naar dat recht en die tucht wanneer die nodig is. Ambtsdragers en gemeente zullen zich daarbij ook gebonden moeten weten aan de kerkorde die op Gods Woord is gegrond.
Wanneer er geen hartelijke onderworpenheid aan Gods Woord is en men zich niet wil richten naar orde, recht en tucht, die op dat Woord zijn gegrond, ontstaat er onvrede en verdeeldheid in de kerk. Dat wordt nog verergerd als de gezindheid van het vlees wordt gevolgd door zelfzucht, kwaadspreken, laster, onverhoord of lichtvaardig of onbevoegd oordelen (Gal. 5:20,21; Jak. 3:15,16, 1 Petr. 3:9-12). Dergelijke gedrag dat tegen Gods wil is, tast de vrede aan. Als we dat niet onderkennen, kunnen we wel roepen om vrede, maar jagen we niet naar de ware vrede.
Daarvoor is de gezindheid van de Geest nodig en ons aanhoudend gebed om de wijsheid van boven. Die wijsheid is, volgens Jak. 3:17, rein, vreedzaam, welwillend, voor rede vatbaar, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. Met die door de Geest geschonken wijsheid kan dan door middel van onderlinge opbouw vervolgens ook werkelijk vrede gesticht worden (Jak. 3:18)!
Laten we zo de ware vrede van Jeruzalem zoeken en najagen (Ps. 122:6,7) als vrede onder het juk van Christus, de Vredevorst, Die Zijn kerk wil leiden naar het volmaakte vrederijk.’
(wordt vervolgd)
