De vrede bewaren in de kerk (4) – Bezwaren en vrede-1

In de eerste twee artikelen is besproken wat we in de kerk onder “vrede” verstaan. Wat is de ware vrede en hoe bewaren we de ware vrede? De ware vrede is er door Christus. Het is Zijn geschenk aan Zijn kerk en een blijvende opgave voor Zijn kerk. Het vraagt zelfverloochening en ware liefde in de gemeenschap van de kerk. In het derde artikel is vanuit de Schrift duidelijk gemaakt dat er in de kerk alleen van ware vrede sprake kan zijn als de waarheid van het Woord van God wordt vastgehouden en het recht van God wordt gehandhaafd. Alleen zo kan er gejaagd worden naar de ware vrede. De ware vrede is niet gelijk is aan de “lieve vrede” die elke vorm van conflict en meningsverschil die bv. bezwaarschriften kunnen oproepen, uit de weg wil gaan.

Nu keren we terug naar de vragen in het eerste artikel die betrekking hebben op de verhouding tussen het uiten van bezwaren en het bewaren van de vrede. Deze vragen komen voort uit negatieve reacties richting bezwaarden. Met het geuite bezwaar zou de vrede in de kerk verstoord raken. In enkele artikelen zal worden ingegaan op de volgende vragen:

      Welke vrede zou bedoeld zijn door degenen die leden met
      bezwaren hierop aanspreken?

      Hoe sluit dat aan bij de ware vrede die Christus wil laten regeren?
      Komt de ware vrede in gevaar door een bezwaar zelf of door de
      houding daarbij?

      Tenslotte is belangrijk na te gaan hoe de reactie van bezwaarden
      tot hen die hen aanspreken, de ware vrede kan dienen.

Eerst volgen nog voorbeelden uit de Schrift en de kerkgeschiedenis.

Voorbeeld uit de Schrift
In Hand. 15 lezen we van bezwaren die door Paulus en Barnabas worden ingebracht tegen broeders, die gelovigen uit de heidenen opleggen zich te besnijden en de wet van Mozes in acht te nemen. Het gaat er aanvankelijk heftig aan toe. Hand. 15 vers 2 spreekt van een woordenstrijd. Ook in de vergadering die vervolgens belegd wordt door de apostelen en de ouderlingen van Jeruzalem is sprake van een “heftige woordenstrijd”. Toch is het een belangrijke zaak waarbij waarheid en recht op het spel staan. De “lieve vrede” lijkt verstoord door de geuite bezwaren, maar de waarheid wordt ermee gediend.
Tijdens de vergadering worden brieven geschreven met ernstige kritiek op het handelen van Joodse christenen t.o.v. christenen uit de heidenen (vers 24). Toch wordt door dit convent de ware vrede bevorderd zoals met name blijkt uit de uitspraak van vers 28: “het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht u verder geen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen”.

Deze geschiedenis leert dat het inbrengen en behandelen van bezwaren de goedkeuring van de Heilige Geest kan ontvangen; enige heftigheid daarbij maakt het bezwaar niet ongeldig. Hoewel het met gepaste zachtmoedigheid moet gebeuren, blijft staan dat de aard en inhoud van het bezwaar essentieel is. De vraag is dan steeds: wordt de waarheid ermee gediend? Of gaat het hier om persoonlijk belang of eigen gelijk? Als er in bezwaarschriften een beroep wordt gedaan op Schrift, belijdenis of kerkorde zal dat consciëntieus en zorgvuldig beantwoord moeten worden, anders wordt Gods Woord, de belijdenis of de kerkorde niet serieus genomen.

Het feit dat er bij veel onenigheid op het apostelconvent toch een uitspraak komt die naar Gods Woord is, is richtinggevend voor ons omgaan met bezwaarschriften op kerkelijke vergaderingen. Ingeval ze zonder goede behandeling worden afgewerkt en zonder goede onderbouwing worden afgedaan, omdat ze lastig worden gevonden of niet goed uitkomen, is dat een kwalijke zaak die de ware vrede verstoort. Dat kan de goedkeuring van de Heilige Geest niet krijgen en daar rust de zegen van de Heere niet op. Dat bij zo’n afhandeling de ware vrede verstoord is, houdt ten diepste niet in dat de indieners ontevreden zijn en gevoelens van onvrede overhouden, maar wel dat aan het recht van de Heere niet is voldaan.

De uitspraak van het apostelconvent te Jeruzalem is geen gemakkelijke uitspraak. Het is ook niet zo dat overal het toen bestaande probleem in de kerken was opgelost. Misschien zijn er op sommige plaatsen juist meer onvredegevoelens ontstaan. Ook houdt niet iedereen zich aan de uitspraak van het apostelconvent. Maar de waarheid is gesproken, en daarop kan ieder worden aangesproken (Gal. 2:5,14). Zo spreekt Paulus Petrus aan in niet mis te verstane bewoordingen (Gal. 2:11-14). Deze geschiedenis laat zien dat de ware vrede geen “lieve vrede” inhoudt en ook geen huichelarij verdraagt, maar alleen eerlijkheid en oprechtheid.

Voorbeelden uit de kerkgeschiedenis
Er hebben zich in de kerkgeschiedenis ernstige conflicten voorgedaan die te maken hadden met afwijken van de waarheid en het recht van Gods Woord. Hierdoor kwam het zelfs zover dat er afscheidingen plaatsvonden. De oproepen van bezwaarden om terug te keren naar Gods Woord werden in die tijd beantwoord met een beschuldiging dat zij de vrede verstoorden. Ook werden er pogingen gedaan om die ”vrede” te herstellen.
 
De grote Reformatie
Calvijn heeft naar aanleiding van beschuldigen en lijmpogingen van de roomsen een geschrift uitgegeven met de titel:  “De rechte wijze om een christelijke vrede tot stand te brengen en de kerk te reformeren”, vertaald en heruitgegeven in 1953 (onder de titel: “Om de eenheid en de vrede van de kerk”).[i]
De vertaler schrijft in zijn voorwoord:
“In al zijn woorden klinkt de heftige verontwaardiging door over de mensen, die zich de schijn geven de eenheid en vrede der kerk te willen dienen, maar er in werkelijkheid alleen maar op uit zijn om de protestanten tot verloochening van de waarheid te bewegen.”

Hoofdstuk 1 heeft als titel: “Over de ware vrede, die moet rusten op de waarheid.”
Eerst schrijft Calvijn dat het verwijt van vredeverstoring door bezwaarden gemakkelijk ingang vindt: “omdat godvruchtige en bezonnen mensen een afkeer hebben van onenigheden, en twisten en krakelen zelfs verafschuwen, ligt het voor de hand, dat iedere rede, waarin betoogd wordt, dat deze uit de weg moeten worden geruimd, bij het eerste horen met instemming zal worden ontvangen”.   

Vervolgens schrijft hij:
“Hier staat echter tegenover, dat listige lieden niet zelden onder dit voorwendsel binnensluipen, wanneer zij de zuivere leer van Christus willen vervalsen; en daarom zal er wel niemand zijn, die ontkent, dat wij met voorzichtigheid moeten onderzoeken van welke soort de vrede is, die ons wordt aangeboden. Gelijk immers Christus ons overal het bewaren van de vrede als een eerste plicht op het hart bindt, zo leert Hij ons ook, dat de waarheid van Zijn Evangelie de enige band daarvan is. Daarom moeten wij ons met het woord ‘eendracht’ geen zand in de ogen laten strooien door hen, die ons van de zuivere belijdenis van het Evangelie trachten af te voeren.”

 “Laat ons, wat er ook moge geschieden, in onze harten ons vast voornemen om nooit het oor te lenen aan enige vredesvoorwaarden, waarbij de zuivere waarheid Gods en menselijke verzinsels door elkaar worden vermengd. Dit blijve vaststaan: wij allen moeten alleen luisteren naar de stem van de enige Herder; die van vreemden moeten wij wantrouwen, ja, wij moeten weigeren daarnaar te horen.”
 
De Vrijmaking van 1944
Prof. dr. S. Greijdanus bespreekt in De Wachter van 12 februari 1943 (jg 41 nr. 8) de nadere verklaring van de Generale Synode 1943, die handelt over de bezwaren die zijn ingebracht tegen de synodebesluiten (de tekst is door mij enigszins aangepast aan de huidige schrijfwijze)[ii]

Prof. Greijdanus citeert de synode: “God roept ons, ja eerst tot diepe verootmoediging over alle twisten en wantrouwen, die onder ons heersen …”, blz. 8.
Dan reageert hij:
“Maar dat is niet de taal van de Heilige Schrift. Die legt steeds op iets anders allereerst de nadruk. Niet maar eensgezindheid en eenstemmige samenwerking en ongestoord vertrouwen, wat er ook gedaan wordt, is daar gesteld als het hoogste ideaal van Christelijke broederschap. Maar volgens Gods Woord komt het steeds, en dus wel in de eerste plaats in de gemeente van de Heere, aan op waarheid, waarachtigheid, eerlijkheid, oprechtheid. „De Heere heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw noch weldadigheid, noch kennis van God in het land is”, lezen we Hos. 4:1. En in Zach. 8:16, 19 wordt ons geboden: „Dit zijn de dingen die u doen moet: spreek de waarheid eenieder met zijn naaste, oordeel de waarheid met een oordeel van de vrede, heb dan de waarheid en de vrede lief”.  En onze Heiland Zelf zei tot Zijn discipelen: ,In de eerste plaats, wacht u voor de onoprechtheid”, Luc. 12:1.

Niet de eensgezindheid en de eenstemmigheid worden in de Heilige Schrift het hoogste gesteld, dat boven alles gezocht en nagejaagd moet worden, maar de waarheid en de trouw, de objectieve en de subjectieve overeenkomst met Gods Woord. Het was volstrekt niet naar Gods wil, dat het Sanhedrin en het Joodse volk zoo eenstemmig waren in hun verkeerde opvatting van Zijn wet, en dat zij daarom zo in harmonische samenwerking die rustverstoorder Johannes den Doper eerst, en daarna die lastige Rabbi uit Nazareth, Jezus den Galileeër, uit hun midden wegwerkten.

En het geroep in de Hervormingseeuw, dat men toch in eenheid en rust moest leven met den paus en de Roomse hiërarchie, en hun leer volgen, maar niet moest luisteren naar die „oproerkraaiers” als Luther en Calvijn, droeg in het geheel het welgevallen van de Heere niet weg, zodat we daarom deze vrederoepers zouden moeten prijzen, maar de Hervormers om hun reformatiewerk veroordelen.

Waar het in onze kringen, ook in de kringen van onze meerdere en meeste kerkelijke vergaderingen, te veel aan ontbreekt, is: waarheid, waarachtigheid, eerlijkheid, oprechtheid. En allereerst is de eis van de Heere, dat die verkeerdheid te niet gedaan wordt. Wordt dat weggenomen, dan is er allerlei dat „als vanzelf” goed komt. Hadden waarheid en waarachtigheid en eerlijkheid en oprechtheid de behoorlijke heerschappij gehad, dan zouden we niet de droeve ellende met de zgn. leer- of meningsverschillen gekregen hebben met die onoprechte prestige- en camouflage-uitspraken.

In den loop van de eeuwen zijn er voortdurend mensen geweest, die ongemerkt verkeerde beginselen of regelingen of voorstellingen wilden invoeren en heerschappij doen krijgen, die aandrongen op vrede, eensgezindheid, liefde, rust en stilte. Men moest hen maar geloven, dan zou het wel goed komen. Maar die enkele dwarsdrijvers telkens waren revolutionairen. Niet dat zou revolutionair zijn: de afgesproken en vastgestelde orde verbreken, maar het geroep en de eis, dat men zich aan de afspraak en overeengekomen regels moest houden. En ook hadden we dan niet in de tegenwoordige misère gezeten van die onaangename geschillen over wettige synodale vergaderingen en handelingen.”

Tot zover prof. Greijdanus.
                                                                                                                    (wordt vervolgd)

[i] “Om de eenheid en de vrede van de kerk” https://reformata.nl/#search=Om%20de%20eenheid%20en%20vrede%20der%20Kerk

[ii] De Wachter van 12 februari 1943 (jg 41 nr. 8) https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?identifier=MMTUK03:165811008:00003&cql%5B%5D=%28volumeYear+_gte_+%221943%22%29&cql%5B%5D=%28volumeYear+_lte_+%221943%22%29&query=%22De+wachter%22&coll=dts&sortfield=date&page=3&rowid=1

Pdf maken (via Printen)