LEZEN: Joh. 7:25-36: … u zult Mij zoeken maar niet vinden, en waar Ik ben, kunt u niet komen …
De Heere Jezus treedt op in een toestand die steeds meer geladen en grimmiger wordt. Er wordt al openlijk over het doden van Hem gesproken (vs.25). Toch gaat de Heere de confrontatie niet uit de weg. Hij zoekt de harten van de mensen met Zijn evangelie, maar wil tegelijk ook de crisis die hierdoor ontstaat gebruiken om Zijn zaak tot een beslissing te brengen.
Volk en leiders moeten tenslotte zover komen dat ze Hem of aanvaarden of afwijzen als hun Christus, hun Zaligmaker, die de Zoon van God is. Ze zullen later niet kunnen zeggen: we kenden Hem niet en wisten het niet. Daarnaast moeten allen die naar het Evangelie zoeken, zoals het dorsten naar water, Hem kunnen vinden.
Het volk is in de war, ze stellen allerlei vragen om duidelijkheid te krijgen. Vers 26: Hoe kan dat nu: als de Joden Hem willen doden, waarom kan Hij dan nog vrijuit spreken? Zouden onze leiders Hem dan toch erkennen? Maar wij kennen ook zijn ouders, hoe kan Hij dan de Christus zijn?
Jezus gaat in Zijn onderwijs daarop in. Weer wijst Hij op de waarachtige God als Zijn Zender: Ik ben gezonden en niet uit Mijzelf gekomen, maar Die Mij gezonden heeft, is waarachtig, en Hem kent u niet (vs.28). Het is voor de toehoorders een raadsel dat alleen op te lossen is, als ze in Hem geloven als de door God gezondene.
Het lukt de Joden niet om Jezus te grijpen omdat de Vader beslist dat het nog niet de tijd is.
Daartegenover is er intussen een deel van de menigte die Jezus wel als Christus ziet, ook al wil dat niet zeggen dat ze Hem ziet als Degene die Zijn leven komt geven om hen te redden (vs.31) Dat blijkt later wel uit het Hosannageroep bij Zijn intocht bij het Paasfeest (Matt. 21:9).
Er is dus alom verwarring rond de vraag wie Jezus is. Bij Farizeeën en overpriesters geeft dat onrust, ze willen Hem grijpen (vs.32). Jezus stelt daarbij vast dat Zijn einde dichterbij komt (vs.33). Maar na Zijn Opstanding en Hemelvaart zullen ze Hem nergens meer kunnen vinden.
Hoe komt het dat Jezus de Joden niet kon overtuigen?
Zingen: Ps. 12:2,4