LEZEN: Gal. 3:7-9: … Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham
Paulus wijst op Abrahams geloof in God en Zijn beloften als het enige middel om uit genade van God vergeving van zonden te ontvangen en tot Zijn kind te mogen worden aangenomen. Er zat bij Abraham geen enkel werk van hemzelf bij. Hij was ook niet besneden toen God hem zo aannam.
Ook wijst Paulus erop dat in Abraham, niet alleen zijn directe nageslacht maar ook alle volken gezegend zullen worden (Gen. 12:3).
Wie mogen dan kinderen van Abraham zijn, die de belofte ontving van de zegen in Christus? De Heere Jezus was daar duidelijk over tegenover de Joden. Hij zei – samengevat – tegen hen: u zegt wel dat uw vader Abraham is, maar hij toonde geloof door het gehoorde woord van God als waarheid aan te nemen; uw vader is de duivel, want u gelooft de waarheid niet (Joh. 8:30-47).
In de brief aan de Romeinen confronteert Paulus zich met Joden die beweren dat zij door hun werken laten zien dat ze kinderen van Abraham zijn. Hij zegt in Rom. 4:13: “Want niet door de wet is de belofte aan Abraham of zijn nageslacht gedaan dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn, maar door de gerechtigheid van het geloof”.
Abraham is vader van alle gelovigen, niet van alle onderhouders van de wet. In Gal. 3:7 zegt Paulus hetzelfde. De heidenen die met Abraham gezegend worden, moeten in geloofsgemeenschap staan met deze aartsvsader, niet in gemeenschap van besnijdenis en wetsonderhouding.
Wat houdt de zegen van Abraham in? Het is de zegen van de Christus die het Nageslacht van Abraham is (vs.16). In Hem komt verlossing en eeuwig leven naar je toe, maar alleen als je in Hem gelooft als je Zaligmaker; geloof je niet, dan ga je verloren (Joh. 3:15-18).
Waarom zou je kind van Abraham willen zijn?
Zingen: Ps. 103:1