LEZEN: Ex. 10:1-20: … Wij zullen met onze jongeren en ouderen gaan. Met onze zonen en dochters, met ons kleinvee en onze runderen zullen wij gaan, want wij hebben een feest voor de HEERE …
De HEERE spreekt nu vol toorn over een nieuwe plaag. Hij wil deze plaag omdat Hem nog steeds door de farao en zijn dienaren de eer en gehoorzaamheid wordt onthouden die Hij als enige God verdient van al Zijn schepselen.
Tegelijk wijst God op Zijn eigen volk: dat ook zij Hem met hun kinderen moeten eren vanwege al die machtige tekenen. Ook daarop heeft de HEERE recht. De HEERE dreigt nu via Mozes met een enorme sprinkhanenplaag als ze niet eindelijk Zijn volk laten gaan om Hem te dienen.
Als Mozes en Aäron dit overgebracht hebben, gebeurt iets nieuws. De dienaren van de farao verwijten de farao dat hij het land te grond gaat richten als hij de mannen niet laat gaan. Dan worden Mozes en Aäron teruggeroepen.
Maar de farao blijkt niet van plan ook de vrouwen en kinderen te laten gaan om de HEERE te dienen. Maar – zo zeggen Mozes en Aäron – ook zij en ons vee moeten meegaan voor het feest voor de HEERE. Maar de farao dreigt nu zelf met onheil als ze het wel doen en dwingt hen weg te gaan.
Dan komt het op de volgende ochtend tot de volgende plaag. Het is zo’n grote zwerm sprinkhanen als er nooit is geweest en ook nooit meer zal zijn. Deze zwerm bedekt heel het land zodat het donker wordt. Ze vreten alles kaal aan bomen en gewas.
Weer verzoekt de farao Mozes om te bidden de plaag weg te nemen. Dat doet Mozes en de HEERE neemt de hele zwerm weg en doet die verdrinken in de Schelfzee, zonder dat er één sprinkhaan achterblijft!
Maar – zo staat er opnieuw – de HEERE verhardt het hart van de farao, zodat hij de Israëlieten niet laat gaan.
Is er een vergelijking van de tien plagen met Gods gerichten nu?
Zingen: Ps. 105:16
