Het is goed om nog iets dieper door te spreken over ons getuigen in de wereld.
Wat houdt het getuigen in en welke reactie kunnen we van de wereld verwachten?
Getuigen om aan te dringen op een beslissing
Met de komst en Hemelvaart van Christus is het getuigen van ons als gelovigen verbonden aan de Heere Jezus Christus. Zelf is Hij voor ons het voorbeeld als de getrouwe Getuige tegenover Pilatus, de wereldlijke rechter. Hij zegt tot hem in Joh. 18:37: “Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te getuigen”. Deze waarheid is dat Jezus Christus door God de Vader gezonden is om het verlorene te redden en Gods Koninkrijk te stichten. Hij is gekomen om de mensen weer tot God te brengen. Daarvoor moeten de hoorders de waarheid van het geloof aannemen.
De apostelen waren oog- en oorgetuigen van Jezus Christus’ verlossende werk. Als getuigen moesten zij namens Christus er bij de mensen op aandringen om tot een beslissing te komen: in geloof de waarheid omtrent de Christus en Zijn heil aannemen of deze waarheid in ongeloof afwijzen. In het eerste geval is Gods heil voor de gelovigen. In het tweede geval zal het leiden tot Gods oordeel.
Ook in de prediking na het tijdperk van de apostelen wordt op dezelfde wijze getuigd van de waarheid. Daarin worden de mensen bewogen tot geloof en bekering. Ook daarin gaat het om een beslissing te nemen: vóór of tegen Christus. Dat gepredikte Woord moet vervolgens uitgedragen worden in de wereld.
Tegelijk leidt het getuigen van Jezus Christus in de wereld tot veel weerstand, verdrukking en vervolging. Het boek Openbaring staat vol met voorbeelden daarvan: 1:2,9; 2:13; 6:9; 11:7; 12:11,17; 17:6; 19:10; 20:4. De kerk wordt er ook omschreven als zij “die het getuigenis over Jezus hebben”. Juist omdat ze namens Hem van Hem getuigen, worden ze vervolgd, soms zelfs onthoofd!
In Openb. 11:1v wordt de hele kerk van het nieuwe testament aangeduid als de twee getuigen van Christus (“Mijn getuigen”). Ze zijn door Hem geroepen om een lichtend licht te zijn in een donkere wereld. Deze wereld is donker omdat ze onder de vloek ligt en zonder het evangelie leeft (Joh. 1:5). Maar het evangelie van Christus is het licht omdat Christus als Verlosser Zelf het licht is van de wereld (Joh. 9:5).
De kerk die uit de wereld is geroepen zal door te getuigen en evangeliseren het licht van Christus moeten verspreiden ibn diezelfde wereld (Fil. 2:15; 1 Petr. 2:9). Want God wil dat niemand die Hij uitverkoren heeft, verloren gaat (2 Petr. 3:9). Hij wil komen tot het volle getal (Rom. 15:11; Fil. 2:10,11).
De twee getuigen van Openb. 11 roepen op tot bekering. Het gaat om een ernstige zaak want God heeft een geding met de wereld. Voordat de dag van Zijn oordeel komt, spreken deze getuigen.
Ze brengen door hun “plagen”, die herinneren aan Mozes en Elia, de wereld in de crisis, wat vijandige tegenstand ontlokt. Die plagen zijn hier de gerichten die de Heere als tekenen van het eindgericht over de aarde doet komen. De getuigen wijzen op het verband tussen die tekenen en het eindgericht. Dat waarschuwende getuigen leidt ertoe dat de twee getuigen uiteindelijk door de wereld worden gedood: de kerk wordt monddood gemaakt. Maar ook dat is onderdeel van Gods raad.
Wereld en antithese
De goddeloze wereld is dus het werkterrein voor evangelisatie. Tegelijk is die wereld het terrein waar weerstand en haat tegen Christus en Zijn kerk wordt aangetroffen en juist wordt aangewakkerd door de evangelisatie.
Daar komt bij dat de wereld ook door haar verleiding een gevaar is voor de kerk. Er is dus aan de ene kant een duidelijke opdracht om in de wereld het licht te laten schijnen en te wijzen op het naderende oordeel. Tegelijk is er aan de andere kant de waarschuwing van de antithese, de tegenstelling tussen vrouwen- en slangenzaad zoals God Die al vanaf de moederbelofte heeft uitgesproken.
Steeds lezen we in de Bijbel m.b.t. de zondige wereld: “keer je af” (2 Tim. 3:1-5); “Neem er niet deel aan (Ef. 5:11,12); Ga uit haar weg (Openb. 18:4).
1 Joh. 2: 15-17 zegt:
“Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.”
De kerk is dus wel in de wereld maar niet van de wereld (Joh. 15:9; 17:11-16). De kerkleden zijn en blijven vreemdelingen en bijwoners op aarde (Hebr. 11:13; 1 Petr. 1:17; 2:11). Dat is niet alleen een omschrijving van de plaats die we hier hebben, maar tegelijk ook een opdracht. Rom. 12:2: Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld.
Het is dus erg belangrijk om erop te letten dat evangelisatie en antithese samen moeten gaan. De verleiding is namelijk levensgroot om de cultuur van de wereld te gebruiken om drempels laag te houden voor bijeenkomsten of erediensten. In feite betekent dat een knieval voor de tegenstander. We komen daar nog op terug.
Spreken
Moeten we nu allemaal gaan evangeliseren door te spreken over onze Heiland tegen onze buren, collega’s, vrienden, kennissen, kinderen? Op die vraag kan ons antwoord kort en krachtig zijn: Ja, inderdaad, dit evangeliseren is een opdracht voor ons allen als mondige leden van de kerk van Christus.
Wij mogen en moeten dat omdat we bij Christus horen en zijn Naam behoren te belijden. Dat laatste betekent bekend maken Wie Hij is! Dus niet alleen de naam Jezus Christus noemen. Maar ervan getuigen Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan, doet en zal gaan doen!
Dan spreken we over Hem en Zijn werk van redden, regeren en rechtspreken. Zijn Naam belijden is dáárvan getuigen. Dat is evangeliseren: spreken over je Heiland.
In dat spreken hoort de oproep tot bekering te klinken, zoals Christus dat Zelf heeft gedaan vanaf Zijn eerste omwandeling (Matt. 4:17). En zoals de Kerk dit zal blijven doen als “de twee getuigen” tot de jongste dag toe (Openb. 11).
Dat is geen vrijblijvende zaak! De Heere heeft dat op klemmende wijze onder de aandacht van zijn discipelen gebracht in Matth. 10: 32,33:
Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is.
Zo zegt ook Paulus in 2 Tim.2:12:
Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen
Levensstijl
Het belijden van de Naam van Christus is voor de Heere Jezus als het ware een toetssteen of wij Hem werkelijk liefhebben. Die liefde mag en moet ook niet beperkt blijven tot ons spréken. Die liefde moet zich ook uiten in ons gedrag, onze handel en wandel. Ook daarmee getuigen we van onze Heiland.
Evangeliseren moet daarom ook gepaard gaan met een christelijke levensstijl. Met een christelijke levenshouding. Ook daar moet een sprake van uitgaan. We moeten leesbare brieven zijn van Christus in woord én daad (2 Kor. 3:3), een zoutend zout, een lichtend licht (Matt. 5:13-18), kinderen van het licht (Ef. 5:1v). Door aan de mensen te laten zien: wij zijn heel anders. Niet omdat wij zelf beter zijn, maar omdat wij Christus hebben leren kennen (Ef. 4:20) en burgers zijn van Zijn Koninkrijk (Fil. 3:20).
Als wij anderen vertellen van het koninkrijk van Christus, moeten we zelf ook laten zien wat dat inhoudt. Alleen zo kunnen we echt een licht op een berg zijn, een licht in de duisternis. De taak, de opdracht die wij krijgen vraagt dus de inzet van ons hele persoon. In handelen en spreken. Ook hier geldt: het leven is één.
De kerk
De kerk heeft bij dit evangeliseren een centrale plaats. Want vanuit de kerk zal het verkondigde Woord de harten van ons als gelovigen bereiken. Dat verkondigde Woord schijnt als Licht in onze harten. In de kerk worden wij door Gods Woord en de werking van de Heilige Geest vervolgens aangezet om in deze wereld lichten te zijn. Lichten die schijnen door middel van getuigenis en gedrag, door middel van woord en daad.
In die wereld zal het gesproken en getoonde evangelie ook steeds de leugen ontmoeten. Daar zal het ook haat ontmoeten. Maar toch zal het als Woord van de waarheid niet mogen worden weggehouden of aangepast.
Het Woord kan alleen krachtig werken als het onverkort en onvervalst wordt uitgedragen. Als Woord van God. Daarvoor zal Gods zegen gevraagd en de werking van de Heilige Geest moeten worden afgebeden. Voor hen die het Woord brengen en voor degenen aan wie dat Woord wordt gebracht.
(wordt vervolgd)
