LEZEN: 1 Kon. 7:13-51: … Zo werd al het werk dat koning Salomo voor het huis van de HEERE verrichtte, voltooid …
Dit gedeelte gaat over het interieur van de tempel en alle voorwerpen die daarin een plaats krijgen. Salomo stelt voor het ontwerpen en maken ervan speciaal een kunstenaar aan, Hiram (niet dezelfde als koning Hiram); deze heeft als vader een koperwerker uit Tyrus en een Israëlitische vrouw als moeder. Deze man heeft bijzondere gaven ontvangen en ontwikkeld op het gebied van koperwerk.
Tot zijn werk hoort het versieren van de pilaren met de erboven aangebrachte kapitelen, waaronder de pilaren in de voorhal, Jachin en Boaz. Deze twee staan model voor de vastheid, waarheid en trouw van God die Hij ons in Christus laat zien (vgl. 1 Tim. 3:15,16).
Ook de ronde koperen zee met zijn voetstuk wordt door hem gemaakt en versierd, met wielen en draagstellen; deze zee heeft een doorsnee van ongeveer 5,50 meter en kan minstens 45.000 liter water bevatten.
De betekenis van de koperen zee is vergelijkbaar met die van het wasvat bij de tabernakel: de priesters moeten voordat ze hun werk in het heiligdom en aan het altaar doen, eerst hun handen en voeten wassen. Op overtreding van deze regel staat de doodstraf (Ex. 30:17-21). Ook dit voorschrift is in Christus vervuld.
De wassing wijst ons erop om Christus te zoeken voor onze reiniging van de zonde. Hij reinigt ons door werking van de Heilige Geest.
Daarnaast worden er spoelwagens gemaakt, die tot functie hebben om het offervlees en andere voorwerpen voor de offers te reinigen. Dan komen er ook potten waarin het deel van het offervlees gekookt wordt als voedsel voor de priesters (zie 1 Sam. 2:14,15).
Onder leiding van koning Salomo worden er allerlei voorwerpen van goud gemaakt of met goud overtrokken: het gouden reukofferaltaar, de gouden tafel voor de toonbroden, de tien gouden kandelaren, en andere voorwerpen voor de dienst in het heiligdom.
Wat overblijft aan goud en zilver legt Salomo in de schatkamers van de tempel.
Wat zegt dit alles over Gods hemels heiligdom?
Zingen: Ps. 26:4