LEZEN: Matt. 6:5-18 Bidt u dan zó. – Matt. 6:9
Ons gebed is een kostbare zaak in onze omgang met God als onze Vader. Als Zijn kinderen kunnen en mogen we niet zonder. Wat zullen we dan bidden? Die vraag stelde een van de discipelen aan de Heere Jezus (Luk. 11:1). De Heere stelt dan een aantal voorwaarden. Hij wil niet dat we met ons bidden een vrome indruk op andere mensen willen maken. Dat deden de huichelaars. Hun gebed was niet bedoeld als gesprek met de Heere maar als middel om aanzien te hebben.
Ook wil de Heere niet dat we indruk op God willen maken. Door heel lange zinnen en mooie woorden te gebruiken, alsof God anders niet naar je wil luisteren. Als je zo bidt lijk je op een afgodendienaar. Nee, God wil een verbonds-ontmoeting, die persoonlijk en vertrouwelijk is. Waarbij je alles van Hem verwacht en in alles op Hem vertrouwt. De Heere Jezus heeft ons daarom geleerd wat de inhoud van een gebed is dat voor God goed en aangenaam is. Het “Onze Vader”.
Het Onze Vader is heel bekend. Misschien gebruik je het zelf ook heel vaak. Dat kan goed zijn, als je er maar heel bewust van bent, wat je met deze woorden bidt. Het kan namelijk ook zomaar uit sleur een soort toverformule worden. Dan denk je niet meer aan de inhoud, maar wordt het een formaliteit. Zo heeft de Heere Jezus het beslist niet bedoeld. Zijn bedoeling was juist dat je heel bewust de zaken voor Gods aangezicht brengt die nodig zijn voor je verbondsverkeer met Hem.
Het is ook de vraag of je dit gebed wel steeds woordelijk moet herhalen. Het is namelijk een model, een voorbeeld voor je eigen gebeden. De Heere zegt ook: Bidt u dan zó: op deze manier, met deze zaken en aandachtspunten. Veel wat er in staat, zou je zelf zomaar kunnen vergeten. Ook de volgorde is belangrijk. Dat alles wil de Heere Jezus ons met dit gebed leren.
Welke plaats heeft het onze Vader bij jou/u?
Zingen: Ps. 81:7,8