LEZEN: 1 Petr. 2: 13-17
Want zo is het de wil van God, dat u door goed te doen het onverstand van de dwaze mensen de mond snoert; als vrije mensen maar niet alsof u de vrijheid hebt als dekmantel voor slechtheid, maar als dienstknechten van God. – 1 Petr. 2:15,16
Petrus werkt nu ons gedrag in dienst van God uit voor het omgaan met de mensen in de samenleving. In de eerste plaats worden we opgeroepen het gezag van de overheden te aanvaarden. Het komt van God (5e gebod) en is bedoeld voor de nodige orde en vrede in de samenleving. Om kwaaddoeners te bestraffen en degenen die goed handelen te waarderen (vs. 14).
In de samenleving zul je steeds vaker aanlopen tegen een negatief oordeel over christenen. Maar de Heere zegt tot ons: laat dat je niet afschrikken om goed te doen. Want juist door goed te doen bij kwaadsprekerij snoer je de mensen als het ware de mond. Men zal dan inzien dat hun oordeel onterecht is. Je doet dat als vrije mensen, die zich door tegenstanders niet laten uitlokken tot verkeerd aanvechtbaar gedrag. Ook in de samenleving staan we in dienst van God. Hij zal ons daar zeker met Zijn Geest ondersteunen.
Christelijke vrijheid mag ons er overigens niet toe verleiden die vrijheid te misbruiken om verkeerde dingen te doen of te zeggen (vs. 16). Steeds moeten we uit zijn op nederigheid, vriendelijkheid, en hulpvaardigheid. Paulus zegt in Rom. 12:21: Wordt niet overwonnen door het kwade maar overwin het kwade door het goede. Petrus zegt in vers 17 zelfs: Houd iédereen in ere (vs. 17). Iedereen, zonder uitzondering! Heb àl uw broeders lief; vrees God; eer de koning.
Deze opdracht geldt ook ons, zelfs als we het in de samenleving moeilijk krijgen. Laten we het zien als de wil van de Heere (vs. 13,15) tot eer van Zijn naam.
Zijn er grenzen aan onze vriendelijkheid?
Zingen: Ps. 112:3