LEZEN: Deut. 8:1-6
…, dat de mens niet alleen van brood leeft maar van alles wat uit de mond van de HEERE komt. – Deut. 8:3
Israël moet niet alleen letten op Gods machtige uitleiding uit Egypte en Zijn verschijning bij de Horeb, maar ook Gods leiding in de woestijnreis in gedachten houden (vs. 2). Zelfs heel die weg. Het was geen gemakkelijke en comfortabele reis. Want de Heere wilde hen op de proef stellen. Om hen nederig te maken, te ‘verootmoedigen’. De HEERE wilde hen door ondervinding leren zich afhankelijk van Hem te weten en alles van Hem te verwachten. Zodat ze zich ootmoedig en gehoorzaam aan Zijn leiding overgaven.
God heeft hen toch verlost? Hij leidde hen toch naar het beloofde land? Dan zou Hij hen ook alles geven wat nodig is op weg naar dat land. Daarom moesten ze Hem smeken om het nodige voedsel, het nodige water en de nodige bescherming. Heel hun bestaan moesten ze gelovig overlaten aan de Heere. De woestijn zelf bood geen leefbaarheid. Dat kon alleen van hun God komen. Hij is de bron van al het goede.
Ze kregen als het ware uit de hemel hun voedsel en hun water. Ook sleten hun kleren niet. Zo wilde de Heere hen gehoorzaamheid leren en te leven van alles wat uit Zijn mond komt: wat Hij hen scheppend als Zijn gave geeft. Ook wij zullen in die afhankelijkheid en gehoorzaamheid en in dat vertrouwen met God leven.
De Heere Jezus heeft dit ons voorgeleefd toen hij bij honger in de woestijn de verzoeking van satan heeft afgeslagen met de woorden van vers 3. Ook wij worden beproefd op onze afhankelijkheid van God. Als het niet materieel is, dan wel geestelijk. We zijn klein als kerk. Dat kan ons opstandig maken, door buiten Gods Woord om te grijpen naar middelen om te groeien. Laten wij ons in alles alleen door Zijn Woord laten leiden, in afhankelijkheid.
Wat kunnen wij niet aan de HEERE overlaten?
Zingen: Ps. 33: 7
