LEZEN: Deut. 32:15-21: … Zij hebben Hem tot na-ijver gebracht met vreemde goden, met gruwelijke daden hebben zij Hem tot toorn verwekt … De Rots die u verwekt hebt, hebt u veronachtzaamd … Hij zei: Ik zal Mijn aangezicht voor hen verbergen … Ik zal hen daarom jaloers maken door wat geen volk is …
Mozes tekent de innige verbondsomgang van de kant van God met Zijn volk. Daarna speekt hij over Gods bijzondere weldaden van welvaart en overvloed. Om dan als contrast de houding van Israël te beschrijven: als een vetgemest dier trapt het opstandig naar Zijn heer. Het verlaat God, Die hem gemaakt heeft en smaadt de Rots van Zijn heil (vs.15). Niet alleen onbegrijpelijk, maar vooral gruwelijk, weerzinwekkend. Hun offers zijn aan demonen, duivelen, niet aan God (vs.17) Het loopt erop uit dat God in vers 20 constateert dat zij een totaal verdorven generatie zijn, kinderen in wie geen enkele trouw is.
De reactie van de HEERE is niet die van aanvaarding. Want Hij is trouw ook aan Zijn dreiging. Nee, de HEERE wordt tot na-ijver gebracht: toorn over Zijn versmade liefde. Toorn over het vergeten van Hem en dienen van afgoden, demonen. Hij gaat Zijn aangezicht verbergen: Hij trekt in toorn Zijn gunst voor hen in (vs.20) en gaat omzien naar heidenvolken (“wat geen volk is”). Om hen macht over Israël te geven en hen later zelfs het evangelie te geven (Rom. 9:22-33).
De afval van Israël doet ons denken aan de ontwikkelingen in een land als Nederland. Dat werd vroeger een christelijke natie genoemd. In de kerk werd na de grote reformatie Schriftgetrouwe prediking gevonden. En langere tijd drukte de kerk van Christus een stempel op de samenleving. In de loop van de tijd sloop dwaling en afval de kerk binnen. Onder een schijn van godsdienst verloochende men steeds meer de Rots van het heil. De kerk is nu klein geworden en vele ‘christenen’ offeren met de wereld aan de afgoden van deze wereld.
Kun je zeggen dat God nu Zijn aangezicht verbergt?
Zingen Ps. 79:3
