LEZEN: Gen. 3: 7-14: Toen werden de ogen van beide geopend … En de Heere God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? … ik ben naakt…. De vrouw die U gaf… De slang heeft mij bedrogen …
Als de Heere in Zijn genade Adam na de zonde opzoekt, zie je in Adams reactie de zonde al verder doorwerken. Terwijl God hierin ongekende genade toont, Hij had Adam toch direct kunnen doden, is bij Adam alle eerlijkheid en openheid naar God toe weg. Je zou van hem een ootmoedig schuldbewuste houding verwachten.
Eerst probeert Adam zich voor God te verbergen, alsof God niet alles ziet. Dan omzeilt hij de vraag van God naar zijn naaktheid en tenslotte wijst hij op zijn vrouw. Daarin klinkt zelfs een verwijt richting God: het is de vrouw die U mij gaf, die mij te eten heeft gegeven.
Nu hebben zeker ook de vrouw en de slang schuld. De slang omdat deze het werktuig van de satan is. En de vrouw omdat zij haar plaats niet kende ten opzicht van Adam en leiding nam waar ze dit niet had mogen doen (1 Tim. 2:14). Ook had ze de slang direct en beslist moeten tegenspreken en afstoppen toen deze haar leugenachtig toesprak over Gods woorden. Toch is Adam hier de eerstverantwoordelijke. Dat hij het afschuift naar zijn vrouw, laat zien hoe ook van zijn kant het huwelijk is aangetast. Alle harmonie, trouw en liefde is weg.
Maar ondanks deze blijken van verderf en ellende, begint God in vers 9 een nieuw begin als blijk van goddelijke ontferming! God zoekt zijn verloren mens op! Hij gaat met de gevallen mens, die Hem de rug toekeerde, Zijn genadeverbond sluiten!
Maar daar hoort bij dat God Zijn recht handhaaft. Gerechtigheid en recht zijn het fundament van Zijn troon (Ps. 97:2). Dat geldt zijn straffende gerechtigheid en Zijn verlossende gerechtigheid. Dat gaat God bewijzen in het handhaven van Zijn straf en in het zenden van Zijn Zoon om die straf te dragen. Gods straf zal al zichtbaar worden in het moeitevolle leven van man en vrouw.
Waarom vernietigde God Adam en Eva niet?
Zingen: Ps. 51:1
