LEZEN: Gen. 15:1-6: … wees niet bevreesd, Abram, Ik ben voor u een schild, uw loon zeer groot. Toen zei Abram: Heere HEERE, wat zult u mij dan geven, aangezien ik kinderloos heenga …? En Hij geloofde in de HEERE en Die rekende hem dat tot gerechtigheid.
Na de oorlog bezoekt de HEERE Abram in een visioen. Mogelijk maakt Abram zich zorgen over zijn veiligheid. De HEERE spreekt hem bemoedigend toe. Hij gebruikt hele diepe woorden: “Ik ben voor u een schild, uw loon zeer groot”. Abram is bij Hem veilig en Zijn toekomst ligt in Zijn handen. Die toekomst is heel groot en wijst op Abrams nageslacht.
Abram begrijpt deze belofte, maar vraagt naar de manier waarop de HEERE deze belofte zal vervullen. Hij roept de HEERE daarbij aan in Zijn almacht en trouw: “Heere HEERE”. Er is bij Abram geen twijfel, maar hij weet nog niet hóe de HEERE hem nageslacht zal geven.
De HEERE maakt dan duidelijk dat dit uit een echt kind van hem zelf zal voortkomen. Dit nageslacht zal zo talrijk zijn als de sterren aan de hemel. In het oosten ziet de sterrenhemel er ‘s nachts veel voller uit dan bij ons. Gods woord lijkt onuitvoerbaar. Toch gelooft Abram in de HEERE. Hij weet zeker dat de HEERE betrouwbaar is en Zijn woord waar. Hij kan en zal geven wat Hij belooft.
Dat geloof van Abram is ons ten voorbeeld. Het is goed in de ogen van de HEERE: Hij rekent Abram dat tot gerechtigheid. Het is geloof dat niet afgaat wat voor ogen is, maar God vertrouwt op Zijn woord (Joh. 20:29, 1 Petr.1:8). Dat geloof maakt dat Abram in het NT later genoemd wordt ‘vader van alle gelovigen’ (Rom. 4:11v). In Rom. 4:3 en Gal. 3:6 wordt speciaal teruggegrepen op de uitspraak van Gen. 15:10 dat het geloof van Abram door de HEERE werd gerekend tot gerechtigheid. Dat kan niet betekenen dat het geloof van Abram zijn eigen verdienste was. Ook niet dat hij daarmee Zijn zaligheid heeft verdiend. Het is aannemen van wat God uit genade belooft, werkt en geeft.
Waarom is het moeilijk om God alleen op Zijn woord te geloven?
Zingen: Ps. 27:7