3. Hoe om te gaan met andere christenen?
Kunnen we als kerk dan helemaal niet samenwerken met niet-ware kerken of kerkverbanden? Op persoonlijk gebied kun je in contact komen met zoekende christenen. Spreek met hen en probeer hen uit te nodigen om naar de kerk te gaan. Hoe staat het met samenwerking? Er zal steeds onderscheid gemaakt moeten worden tussen zaken die verband houden met sunousia (samenleving) en koinonia (ware broederschap, avondmaalsgemeenschap).
Laten we beseffen dat andere christenen niet zomaar onze broeders zijn, maar laen we ze aanspreken en als het mogelijk is, oproepen om ook gehoorzaam Christus te volgen.
Uitnodigen van buitenkerkelijke sprekers op kerkelijke vergaderingen zoals ambtsdragersconferenties is in het algemeen ongewenst. Amtsdragers behoren toch betrouwbaar te zijn en niet voorgelicht of onderwezen te worden door onbetrouwbare sprekers. Datzelfde geldt voor het aanstellen van buitenkerkelijke onderwijzers op gereformeerde scholen.
Samenwerking op gebied van evangelisatie en zending is uitgesloten zo lang
men niet als ware kerken aan elkaar verbonden is. Dat geldt ook voor deelname aan overlegorganen zoals raden van kerken, waarbij je met het lidmaatschap tot een andere uitspraak komt dan met de gereformeerde belijdenis. De Heere vraagt om oprechtheid en geen verdoezeling in deze zo belangrijke zaken.
Dit is ongehoorzaamheid aan het ene Hoofd Christus en bevordert pluriformiteit.
4. Wat zijn de gevaren van pluriformiteit en denominationalisme?
4.a. Definities
De pluriformiteit van de kerk is kerkopvatting waarbij verschillende kerken naast elkaar kunnen bestaan terwijl ze op verschillende manieren God dienen en hun geloof in Hem op verschillende manieren belijden. Hoewel ze verschillend zijn, worden ze allemaal beschouwd als kerken van Christus. In plaats van een zwart-wit benadering van de NGB waarbij een kerk óf een ware kerk óf een valse kerk of sekte is, is pluriformiteit veel genuanceerder. Het gaat eerder om gradaties van zuiverheid, van meer zuiver tot minder zuiver.
Art. 28 en 29 leren duidelijk dat het Gods bevel is om zich te voegen bij de ware kerk, en hiervoor eerst nauwgezet en met grote zorgvuldigheid onderzoek naar te doen. Maar met de pluriformiteitsgedachte raakt dit volledig uit zicht. Het wordt meer een kwestie van persoonlijke voorkeur. Hoogstens wil men nog lid worden van een zo zuiver mogelijke kerk.
Het begrip denominationalisme heeft dezelfde strekking: er zijn kerken die zich allemaal kerken van Christus weten en elkaar ook zo erkennen zonder te komen tot het onderscheid dat we belijden in art. 29 over de ware kerk en zonder te komen tot eenheid die geboden is in art. 27 en 28 als er wederzijdse erkenning is als ware kerk.
4.b Gevolgen m.b.t. ware eenheid
Pluriformiteit en denominationalisme leiden tot allerlei ongewenste en te veroordelen situaties.
Je aanvaardt bijvoorbeeld de ander als ware kerk en kerklid, ook al laat je de oproep tot eenheid in de waarheid liggen.
Of je beschouwt het samenwerken zelf als een eenheid in Christus, waarbij je het juk van Christus van art. 28 en de eenheid die Hij vraagt van art. 27 en 28, negeert.
De noodzaak om tot eenheid van een kerkverband te komen wordt weggenomen. Twee of meer kerkverbanden die elkaar als ware kerken kunnen erkennen, zijn verplicht om die eenheid te laten zien door één kerkverband in hun land te worden, maar doen dit dan niet.
Hoe verhoudt zich dit met de opdracht om bij wederzijdse herkenning samen één lichaam van Christus te zijn? We moeten dit zien als ongehoorzaamheid aan Christus als het Hoofd van de kerk.
4.c. Gevolgen m.b.t. de waarheid
Pluriformiteit van de kerk leidt gemakkelijk tot pluriformiteit van de leer met aanvaarding van dwalingen. Men wil samenwerken en verdoezelt daarvoor dwaalleer. In Nederland is de GKv mede daardoor ten onder gegaan.
Pluriformiteit en denominationalisme leiden er ook toe dat de wederzijdse verantwoordelijkheid die een kerkverband heeft ten opzichte van een ander buitenlands kerkverband, weggenomen wordt. Men onderhoudt geen opzicht over elkaar en corrigeert elkaar niet. Dat gaat in tegen de regels voor uitoefening van een gereformeerde zusterkerkrelatie. Daarin staat de verplichting om elkaar wederzijds te helpen en op te scherpen om als kerken van God in deze wereld te leven. En op elkaar toe te zien dat er geen afwijking ontstaat van de gereformeerde leer, de kerkorde, de tucht en de liturgie.
Pluriformiteit en denominationalisme maken het ook aanvaardbaar om te trouwen met een lid van een andere kerk. Ook wordt Gods verbod om de ware kerk te verlaten zoals art. 28 NGB dit omschrijft, ondermijnd. Zelfs iemand die onder tucht komt te staan kan zich gemakkelijk onttrekken aan de kerk om naar een andere kerk te gaan die toch ook wel goed is.
Hoe verhoudt zich dit met alles met het kenmerk van de kerk dat deze alles verwerpt wat tegen Gods zuivere Woord ingaat? Christus wil voor Zich een kerk die zich op Hem richt, Hem eert, Hem gehoorzaamt, en daarbij de waarheid vasthoudt en in die waarheid verenigd is.
(wordt vervolgd)
