We komen nu tenslotte toe aan het opmaken van de balans van de veranderingen, die in de voorgaande artikelen zijn opgemerkt in de besluiten van de laatste synode (GS Dalfsen 2024). Veranderingen ten opzichte van eerdere synodebesluiten. Er blijkt een omslag in visie op meerdere zaken.
Staan die veranderingen los van elkaar of bestaat er een onderling verband? En gaat het in geestelijk opzicht om een verbetering of een verslechtering (zie eerste artikel uit deze reeks, https://www.bouwen-en-bewaren.nl/2024/08/03/zijn-onze-kerken-veranderd-1/)?
1. Binding aan de KO en rechtspraak
Bij vrijwel elke zaak die in de vorige artikelen is besproken, valt op dat met oudere synodebesluiten over dezelfde of een gelijksoortige zaak niet of onvoldoende rekening is gehouden. Er wordt een nieuw besluit genomen of een nieuwe uitspraak gedaan in een grond van een besluit, waarbij sprake is van een tegenstelling met een eerder genomen besluit, zonder dat hierover voldoende verantwoording wordt afgelegd.
Op zichzelf is dat kwalijk omdat de kerken niet voor niets in art. 31 KO hebben afgesproken, dat de uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, als bindend zal worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde. Dit artikel 31 is essentieel voor het weren van willekeur en het bevorderen van orde, vrede en eendracht in de kerken.
De besluiten van GS Dalfsen 2024 over de ICRC, de CGK, het vrouwenstemrecht, het gebruik van liedboekliederen, het gebruik van een ander huwelijksformulier, de nieuwe inrichting van de opleiding tot de dienst des Woords, en de zusterkerkrelatie met LRC Abbotsford zijn allen genomen zonder grondige verantwoording t.o.v. eerdere synodebesluiten van DGK.
Er kunnen redenen zijn dat van een eerder genomen synodebesluit moeten worden teruggekomen (art. 33 KO), maar dat zal met goede argumentatie en grondige verantwoording moeten gebeuren, waarbij alle elementen van het eerdere besluit zullen moeten worden meegewogen.
Als men ter synode bijvoorbeeld suggereert dat de kerkelijke weg van LRCA in 2007 niet ten volle doorlopen was, moet dat met deugdelijke bewijzen worden aangetoond. Daarnaast moet men aantonen dat de behandeling van de betreffende kwesties door eerdere synodes van CanRC ook na 2004 kerkrechtelijk vereist om er opnieuw over in appel te gaan.
Als aan die voorgaande uitspraken van de CanRC door GS Lutten 2021 en GS Dalfsen 2024 inhoudelijk geen enkele aandacht wordt gegeven, is door hen geen bewijs geleverd voor de stelling mb.t. de kerkelijke weg. Sterker nog: men heeft het aanwezige bewijs (GS Emmen 2009, GS Groningen 2014) eenvoudigweg genegeerd.
Hetzelfde moet gezegd worden van de visie van LRC Abbotsford over presbyteriaanse kerken die de Westminster hebben (zie art. 6 van deze reeks, https://www.bouwen-en-bewaren.nl/2024/09/07/zijn-onze-kerken-veranderd-6/). GS Lutten 2021 en GS Dalfsen baseren hun oordeel over de visie op wat het deputatenrapport beweert, niet op de mening van LRCA zelf. Men neemt uit het rapport over dat LRCA een “rookgordijn” optrekt, om vervolgens uit te spreken dat LRCA afwijkt van de gereformeerde leer als het gaat om de belijdenis van de katholiciteit van de kerk en dat mede daarom de zusterkerkrelatie moet worden beëindigd.
Slordigheid en onrecht bij de beoordeling maakt dat de rechtspraak niet deugt. Dat is funest in geval het derden betreft zoals onze zusterkerk LRC Abbotsford. Er is dan lichtvaardig veroordeeld waarbij ook de eer en de goede naam van de naaste niet is verdedigd of bevorderd (negende gebod). Zelfs is zo door de synode de ware broederband doorgesneden van een kleine gemeente, die door haar geloofsovertuiging in het isolement staat. Kan daarop de zegen van de Heere rusten?
2. Binding aan en inhoud van de gereformeerde belijdenisgeschriften
Bij een aantal besluiten lijkt sprake van een veranderde visie van DGK op de kerk. Dan hebben we het over de katholiciteit van de kerk, het onderscheid tussen ware en valse kerk, en de kenmerken van de ware kerk waaronder ook de schriftuurlijke viering van het heilig avondmaal valt. In aflevering 5 en 6 van deze serie is hierop ingegaan.
Hoe kan er kerkelijke gemeenschap zijn in raden van kerken zoals ICRC, waarvan onder meer CGK, PCEA en OPC lid zijn? Enerzijds zie je bij de genoemde kerken tolerantie van afwijking van Gods Woord, anderzijds bevordert een dergelijke raad pluriformiteit.
Hetzelfde moet gezegd worden voor participatie van de studenten aan de TUA in de eerste 4 jaar van hun opleiding (zie aflevering 4A en 4B van deze artikelenreeks).
3. De heiligheid van eredienst
In aflevering 3A van deze artikelenreeks zagen we het belang om te voorkomen dat op liederen in de eredienst geen inhoudelijke kritiek is uit te oefenen. We hebben daarvoor een speciaal kerkorde artikel (art. 67 KO). In feite gaat het om de heiligheid van de eredienst waar we de Heere Zelf ontmoeten. Hetzelfde geldt voor het huwelijksformulier.
Als we dat doel voor ogen houden gebruiken we geen begrip als “niet-kerkscheidend”. We spannen ons dan liever in om elke afwijking af te wijzen in de te zingen liederen en in een huwelijksformulier dat ruimte biedt voor onbijbelse opvattingen over man, vrouw en huwelijk.
Het is bovendien naïef om te spreken van “niet-kerkscheidend” als je in de eredienst wordt geconfronteerd met liederen waarvan de inhoud moet worden afgewezen. In de tijd van Hendrik de Cock was de aanvaarding van de zogenaamde evangelische gezangen door de Hervormde Kerk geen onbelangrijke factor om zich af te scheiden. Hetzelfde kan gezegd worden voor de vrijmaking van 2003.
4. Wat is het verband?
Al de in deze artikelenserie aangewezen veranderingen staan in het kader van onze contacten met andere kerken of de vereniging met GKN. De zaak Abbotsford kwam op GS Groningen 2014 in een revisieverzoek aan de orde. Als zwaarwegend motief werd daarin genoemd dat de zusterkerkrelatie van DGK met LRC Abbotsford voor buitenlandse kerken uit Canada en Australië een beletsel vormt om een relatie met DGK aan te gaan, waardoor DGK in een isolement komt te staan (Acta, art. C.03.1).
Het contact met de GKN richting vereniging bracht meerdere zaken voor het voetlicht waarover anders geoordeeld werd in DGK vergeleken met GKN. Deze zaken hebben inmiddels het oordeel “niet-kerkscheidend” gekregen (vrouwenstemrecht, liedboekliederen, huwelijksformulier).
Daarnaast is de GKN recent banden aangegaan met de ICRC en de OPC. Verder komt het voorstel van een opleiding tot de dienst des Woords die grotendeels wordt uitbesteed aan de TUA, via DGK-deputaten ook van de GKN.
Als DGK hadden we – zoals aangetoond in de vorige artikelen – op al deze zaken een andere visie. Die visie is nu verlaten. Het obstakel dat de zusterkerkrelatie met LRC Abbotsford vormde, is verwijderd. Alle andere zaken die aan de GKN verbonden zijn, zijn zonder noemenswaardige discussie door DGK aanvaard.
Naar mijn mening is het verlangen naar het erkennen door en het hebben van contacten met andere kerken gepaard gegaan met tolerantie, waarbij belangrijke principiële standpunten zonder goede verantwoording zijn verlaten.
Het doet denken aan de principiële ontwikkelingen die zich binnen de GKv afspeelden vanaf het midden van de tachtiger jaren en alles te maken hadden met de openheid naar anderen toe. Openheid die samenging met tolerantie. Deze ontwikkelingen – door Prof. dr. G. Dekker ”doorgaande revolutie” genoemd – hebben uiteindelijk geleid tot de vereniging van GKv met NGK. We hebben hieraan in het verleden in De Bazuin ruime aandacht besteed, ter waarschuwing. Wat doen we daar nu mee?
5. Conclusie: ten goede of ten kwade?
Bovenstaande brengt mij tot een trieste conclusie. In bovenstaande zaken gaat het steeds om veranderingen die samenhangen met de omgang met andere kerkgenootschappen. De CanRC, de CGK (TUA), de GKN, ICRC-leden (CGK, PCEA, OPC), Urk.
Ter wille van de contacten laten we los wat mijns inziens niet losgelaten mag worden. We doen water in de wijn waar dat niet mag. We tolereren wat we moeten afwijzen.
We gaan mee in een ontwikkeling van aanvaarding van open avondmaal, tolerantie van en blootstaan aan dwaalleer, en ongehoorzaamheid aan het kerk-vergaderend werk van Christus, alles ter wille van de band met anderen.
Daarom moet ik helaas vaststellen dat de genoemde veranderingen niet ten goede zijn.
6. Wat nu?
Laten we vooropstellen dat de Heere Zijn kerk vergadert, onderhoudt en bewaart. De kerk moet daarbij wel trouw blijven aan het ene Hoofd, onze Heere Jezus Christus, en Zijn Woord.
Dat vraagt van de leden volharden in trouw, inzet en gebed.
Wat de trouw betreft, betekent dit dat we niet mogen meegaan met afwijking van Schrift en belijdenis. Er zal daartegen geprotesteerd moeten worden, zolang dat mogelijk is. Dat zal ook op een goede toon moeten gebeuren en met goede argumenten. Daarbij is gebed nodig en geduld.
We zullen daarvoor naast voorlichting en gesprekken vooral de kerkelijke weg moeten gebruiken. Voor de komende GS Groningen 2024 zijn m.b.t. de meeste genoemde zaken revisieverzoeken ingediend. Hoe gaan de kerken hiermee om? Krijgen de bezwaren een eerlijke en zorgvuldige behandeling, waarbij Schrift, belijdenis en kerkorde worden gebruikt als maatstaf? Juist m.b.t. de beoogde eenwording met de GKN is dit een toets of daarbij de waarheid wordt vastgehouden.
We zullen de Heere moeten volgen waar Hij ook gaat. Dat houdt ook in: ons niet onttrekken om naar een ander kerkverband te gaan en zo de strijd die in de kerk zo nodig is, te ontlopen.
Nee, de Heere roept ons hier. We zijn aan elkaar verbonden om elkaar op te bouwen, te bemoedigen, terecht te wijzen en te vermanen. Dat vraagt een broederlijke houding ook bij afwijking m.b.t. principiële zaken.
In het Nieuwe Testament bestonden in vrijwel alle gemeenten waaraan de brieven zijn geschreven, afdwalingen, onenigheden en wantoestanden. De situatie van vandaag is zeker niet uniek. Zolang de kerk er is, is er strijd nodig.
Bij blijvende aantasting van Gods Woord kan er na langdurige strijd een moment aanbreken dat je moet vaststellen dat je de meerderheid in het kwade niet mag volgen. Maar zo is nu de situatie niet. Hoe het verder gaat, is in Gods hand.
Daar komt bij: er is veel tijd en geduld nodig om elkaar op de goede weg te wijzen. Laten we bedenken dat we in onze tijd veel kennis hebben verloren door misbruik van de media, gebrek aan lectuur en het verleren van lezen en studeren. Om elkaar te bereiken moeten we ons ook dat bewust zijn.
Laten we vooral ons gebed dagelijks opzenden aan de Heere met de smeking of Hij Zijn kerk genadig wil zijn en een keer wil brengen in de harten.
