De Kerk en Israël 11

Openbaring is geen gewoon geschiedenisboek
Openb. 20 is één van de gedeelten uit de Schrift waar men zich liever niet aan waagt. Dat heeft te maken met de leer over het duizend jarige rijk, het zgn. Chiliasme (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Chiliasme). Deze leer houdt in dat er aan het einde van de wereldgeschiedenis gedurende een periode van duizend jaar een aards rijk zal komen met Christus als Hoofd. Deze leer kent verschillende varianten, waarbij de (definitieve) wederkomst van Christus ten opzichte van dit rijk een verschillend moment kent. Nog steeds heeft deze leer in meerdere variaties veel aanhangers, met name bij hen die Israël een bijzondere plaats toedichten in de eindtijd (zie Wikipedia). Een sleutelrol bij het Chiliasme speelt de uitleg van Openb. 20.

Openbaring is een troostboek is voor de verdrukte kerk van Christus met het oog op Zijn wederkomst (1:1,8,9; 22:6-21). Het is bestemd voor de kerk van de laatste dagen: de tijd tussen Hemelvaart en Wederkomst. In een aantal visioenen laat de Heere Zijn kerk zien wat haar te wachten staat, met name hoe Hij de geschiedenis van kerk en wereld leidt. Uitgebeeld wordt wat spoedig moet geschieden, waaraan Christus als de verhoogde Heere vanuit de hemel met haast werkt.

Het boek Openbaring is geen gewoon geschiedenisboek. De zaken in de visioenen duiden op ontwikkelingen die werkelijk plaats vinden, maar worden beschreven in beeldvormige taal. We kunnen er geen berekeningen op loslaten. We mogen tot onze vertroosting weten waar Christus mee bezig is ten behoeve van Zijn kerk, en wat de weg is die zij moet gaan. Maar Openbaring is geen geschiedenisboek met letterlijke beschrijvingen en voorspellingen: het blijven visoenen, beelden; ook de getallen zijn symbolisch.
Steeds moeten we ons afvragen waar de Heere op doelt en hoe de beschreven ontwikkelingen zichtbaar zijn in onze tijd. Belangrijk is ook dat de tijdsperiode van een hoofdstuk niet persé volgt op de tijdsperiode van het voorafgaande hoofdstuk. Soms slaat de inhoud op de hele periode van Hemelvaart tot Wederkomst, soms gaat de openbaring in een volgend hoofdstuk weer terug in de tijd. Zo wordt in hoofdstuk 11 beschreven wat gebeurt in de allerlaatste dagen tot aan de Wederkomst. Maar hoofdstuk 12 beschrijft vervolgens weer wat met Kerst en Hemelvaart en daarna gebeurt.

 

De tijdsperiode van Openbaring 20
Hoe staat het met hoofdstuk 20? Hoofdstuk 19 handelt over de overwinning van Christus, de heerlijke bruiloft van het Lam en het verschrikkelijke oordeel over de goddeloze wereld, het beest, de valse profeet, en de goddeloze mensen die hen volgen. Met andere woorden: hoofdstuk 19 gaat over de dag van Christus’ wederkomst met Zijn overwinning op en oordeel over de zondige wereld en de goddeloze mensen. Dat oordeel staat in fel contrast met de ook beschreven heerlijke bruiloft van het Lam en de overwinning waarin de gelovigen mogen delen (19:1-10). Op de jongste dag wordt duidelijk dat de zaak van de kerk de zaak van Christus is (art. 37 NGB).

Maar achter de veroordeelde goddeloze wereld, het overwonnen slangenzaad, staat de slang, de draak, de satan zelf. Over zijn definitieve nederlaag en oordeel is nog niet gesproken. Dáárover gaat hoofdstuk 20. Niet als een los feit, maar in verband met het werk van Christus als de levende en overwinnende Heere. Ook in verband met Zijn kerk, die Hij naar de volkomen verlossing leidt.
Christus laat Zich hier zien als Degene die de moederbelofte van Gen 3: 15 tot haar volle vervulling brengt. Christus zal als hét Vrouwenzaad niet alleen het slangenzaad vernietigen maar juist ook de kop van de “slang” zelf vermorzelen: de satan, de grote tegenstander van God.  Maar vóór dit een feit is, wordt de hiel van het vrouwenzaad vermorzeld: Christus Zelf heeft daartoe geleden, maar ook de kerk zal lijden te verduren krijgen. Ze zal worden vervolgd en verdrukt. Ook dit wordt beschreven in hoofdstuk 20.
Christus brengt in dit hoofdstuk de moederbelofte over de tijd heen tot vervulling. We horen niet alleen over de jongste dag zelf, maar ook over de weg er naar toe. Daarvoor grijpt Christus in het begin van dit visioen terug naar de tijd van Zijn Hemelvaart.

We gaan in vers 1 van Openb. 20 als het ware terug naar de tijd van hoofdstuk 12. Daar wordt bij Christus’ Hemelvaart de draak, de oude slang, de duivel, de satan door de engel Michaël en zijn engelenmacht uit de hemel geworpen (12:9,10) Hij kan de gelovigen niet langer aanklagen. Maar, zo staat er, wee de aarde waarop de draak, de satan, is neergedaald in alle grimmigheid (12:12). Want hij weet dat hij weinig tijd heeft totdat Christus hem zal uitschakelen.
Satan kan Christus Zelf niets meer aandoen. Christus heeft hem overwonnen aan het kruis. Maar nu verklaart satan de oorlog aan de overigen van het vrouwenzaad, de kerk van Christus (12:13-18). Daarvoor schakelt hij de wereldmacht en de wereldgeest in: het beest en zijn profeet, Openb. 13. Wat zij doen richting de kerk en wat hun lot is, staat in de hoofdstukken 14-19.

Christus regeert na Zijn Hemelvaart, duizend jaar
Openb. 20 beschrijft vanaf vers 1 wat er met de draak gebeurt. Als deze door de engel Michaël uit de hemel is geworpen, wordt hij opnieuw door een engel gegrepen. Deze engel daalt daarvoor neer uit de hemel en bindt namens Christus de satan met een grote keten duizend jaar lang vast in de afgrond, het dodenrijk. De draak wordt in verzekerde bewaring gesteld met een grote sleutel en een zegel. Hij krijgt geen enkele mogelijkheid om op aarde zijn eigen gang te gaan.
Wat zou de satan graag direct alle volken willen verleiden om te voorkomen dat het evangelie van de Heere Jezus Christus na Pinksteren de wereld overgaat. Wat zou hij graag willen dat alle volken in duisternis zouden blijven en dat nergens het licht van het evangelie zou schijnen, zodat de kerk van Christus tot mislukken gedoemd zou zijn. Wat zou hij graag vrij spel willen hebben, zodat het kerkvergaderend werk van Christus kansloos zou zijn. Zodat overal dood en verderf gezaaid werd en het Woord ten leven volkomen onvruchtbaar zou blijken.
Met die grimmigheid was satan op de aarde afgekomen (12:12). Maar Openb. 20 maakt duidelijk: sinds Pasen en Hemelvaart regeert niet satan, maar Christus de wereld! Hij, de Levensvorst, heeft de naam boven allen naam ontvangen. Dat moet ook satan ervaren, duizend jaar lang, een heel lange tijd.
Dat betekent niet dat satan in die tijd niet levensgevaarlijk rondgaat om te verslinden wie hij kan (Luk. 22:31; Petr. 5:8,9). Het betekent dat hem “duizend jaar” onmogelijk gemaakt wordt om de volken  massaal op te zetten tegen het evangelie en de kerk.

Niet letterlijk
Net zo min als de grote keten letterlijk een keten is, en de grote sleutel een gewone sleutel, zo is duizend jaar ook niet letterlijk duizend jaar. Openb. 20 is een visioen met beelden. De grote keten en de grote sleutel geven aan hoe sterk de draak gebonden is door de macht en regering van Christus. Duizend jaar staan voor een lange maar afgeronde periode van de regering van Christus, waarin Hij alles voltooit.
In die duizend jaar gaat de Heere Christus met Zijn evangelie overwinnend de aarde over. Hij vergadert soeverein Zijn kerk, waar Hij wil. Hij doet mensen wedergeboren worden, door hen uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht te brengen. Hij brengt mensen van de dood over tot het leven. Dat kan satan niet verhinderen. Allen die tot het eeuwige leven zijn uitverkoren redt Christus uit zijn macht. Niemand van hen kan satan nog uit Zijn handen rukken. Christus regeert deze wereld en redt allen die God Hem heeft gegeven. Hij verlost hen allen van zonde en verderf en doet hen opstaan in een nieuw leven.

Duizend jaar lang wordt satan gebonden: een volle door God bepaalde tijd met weerhouding van de volle verleiding van alle volken (2 Tess. 2:6,7): uitstel van de massale aanval van de hele wereld op de kerk die er uiteindelijk wel komt (Openb. 20:7-10). Het uur van de uiterste verzoeking is zolang nog niet aangebroken (Matt. 24:21).
Maar dat wil dus niet zeggen dat er in die duizend jaar geen zondige wereld is, met verleiding en verdrukking. De satan is wel degelijk actief met het beest en zijn profeet (Openb. 13). De kerk kent in hen haar doodsvijanden. Dat is de werkelijkheid waarin onze voorvaderen geleefd hebben en ook wij leven.
Maar in die werkelijkheid weten wij dat Christus regeert en overwint! Daarop worden we wel beproefd.

                                                                                                                                                                                                     (wordt vervolgd)

Pdf maken (via Printen)