Laat uw woord altijd aangenaam zijn 10

Als we leiding geven in en aan de gemeente, als we elkaar willen bouwen vanuit het ambt van alle gelovigen of vanuit het bijzonder ambt, als we ons inzetten om ons woord aangenaam te laten zijn, dan zullen we altijd ons best doen om conflicten te voorkomen en beginnende of aanhoudende conflicten op te lossen. Voorzover we daarbij betrokken zijn, daartoe geroepen worden en mogelijkheden hebben.

Gesprek
Vrijwel altijd is daarvoor gesprek nodig. Echt gesprek. Christelijk gesprek. Broederlijk en zusterlijk gesprek. Daarover zal iedereen het eens zijn. Maar wat is dan zo’n gesprek?
Een gespreek is altijd tweerichtingsverkeer. Spreken èn luisteren. Vooral dat laatste is voor ons vaak erg moeilijk. We komen in contact met een broeder of zuster. En we horen naar hem of haar. We onderbreken niet. We horen het hele verhaal aan. En we menen dan dat we goed geluisterd hebben. Maar is dat ook werkelijk zo?

We willen graag, om e.e.a. duidelijk te maken, verschil maken tussen aanhoren en luisteren. Iemand aanhoren is één ding. Maar dan? We maken vaak mee dat een broeder of zuster de ander netjes aanhoort en niet hard of agressief tegen die woorden ingaat. Zo hoort dat toch ook onder broeders en zusters? Geduldig ….. Respectvol ….. En pas daarna zijn of haar eigen verhaal of mening neerzet. Maar zijn we er dan? Dat wordt vaak wel gedacht. Dan hebben we een ‘goed’ gesprek gehad. En oppervlakkig gezien kun je dat ook zo ervaren.

Horen of luisteren
Toch is het vaak zo dat we elkaar wel ‘gehoord’ hebben maar dat we niet echt hebben ‘geluisterd’. Met luisteren bedoelen we dat we niet alleen horen met onze oren maar ook met ons verstand en vooral met ons hart. Luisteren, ècht luisteren betekent dat we ons openstellen voor elkaar. Dan zijn we niet tevreden met het aanhoren van onze naaste maar dan vragen we door. Dan proberen we er achter te komen wat de ander nu eigenlijk precies bedoelt. Waaròm hij of zij zo spreekt. Wat daar onder zit. Wat de ander beweegt. Wat hem of haar, letterlijk, bezíelt. In een conflictsituatie gaan we na wat de ander zo geraakt heeft. En dan zijn we niet snel ‘tevreden’. Dan vragen we ook hoe we volgens de ander kunnen bijdragen aan de oplossing van het conflict. En, als we zelf betrokken zijn, wat daar dan van onze kant voor nodig is. We cijferen onszelf en onze vooroordelen even weg.

Lagen
Veel conflicten hebben meerdere lagen. Er is verschil tussen aanleiding en onderliggende  oorzaak. Veel conflicten gaan over de aanleiding. Een min of meer “kleine” gebeurtenis. Of over de manier van communiceren. Over de “toon” in contacten. Maar daar ligt heel vaak iets anders onder. Die diepere laag moet duidelijk worden. Dáár gaat het echt om. Dat moet uit de weg worden geruimd. Dat betekent doorvragen en al vragend ingaan op wat gezegd wordt.

Pas daarna, en soms zelfs helemaal niet, brengen we ònze mening, òns verhaal naar voren.
Dat is, zo menen we, het verschil tussen ‘horen’ en écht luisteren’.
Echt luisteren is in de kerk van levensbelang. Voor zondige mensen is dat moeilijk. Maar je kunt het leren en oefenen. En erom bidden. In het geloof dat zo onze Heere Christus heeft geluisterd. En Zichzelf gegeven heeft.

Persoonlijk
Voor het oplossen van conflicten is dan ook persóónlijk gesprek nodig. In onze tijd van telefoon en internet grijpen we gemakkelijk naar die telefoon, e-mail, whatsapp of een ander medium. Maar voor conflictoplossing werkt dat niet. Zeker in de kerk niet, onder broeders en zusters, onder mede-geliefden in de Heere. Daar hoort persoonlijk en menselijk contact bij. Deelnemers aan gesprekken moeten elkaar in de ogen kunnen zien. Mimiek (gezichtsuitdrukking), lichaamstaal en stemgebruik moeten gelezen en gehoord kunnen worden. Er moet “direct” (in de zin van zonder tussenkomst van media) gesproken en gereageerd kunnen worden. Dat geeft openheid en vertrouwen.

Verschil
Vaak gaan we er onbewust vanuit dat de ander net zo reageert, net zo denkt en voelt als wijzelf. Maar dat is niet zo. Mensen zijn allemaal verschillend. We moeten er juist van uit gaan dat mensen niet gelijk zijn en niet op de zelfde manier reageren. Dat moeten we aanvaarden en proberen te begrijpen. Geef elkaar in het gesprek, geef broeders en zusters de nodige ruimte om zichzelf te zijn, binnen de grenzen van wat de Heere vraagt. Ook als bepaald gedrag als minder aangenaam, vreemd of lastig wordt ervaren.

Schuld
Heel belangrijk is om een gesprek niet te beginnen met op zoek te gaan naar een eventuele schuldvraag. Dat levert over het algemeen weinig op. Soms is dat ook niet snel duidelijk te krijgen. Het kan zijn dat de schuld zelfs helemaal niet vastgesteld kan worden.
Belangrijk is meestal om eerst na te gaan wat er uiteindelijk nodig is om een conflict op te lossen. Hoe zien de betrokkenen dat? En dat moet niet door ‘derden’ gezegd worden, niet allereerst. Het is veel beter als we als betrokkenen elkaar de kans geven om dat zelf naar elkaar aan te geven.

Dan kan best op een bepaald moment de schuldvraag aan de orde komen. En erkenning van die schuld. Soms kan erkenning van schuld van één van de partijen, of van beide, nodig zijn om een conflict op te lossen.  Maar  het gebeurt ook wel dat we er niet uit komen, dat we daar niet aan toe komen. Of dat er geen schuld is vast stellen. En dat na ècht en diepgaand gesprek, en na hulp van een derde, onafhankelijke partij, in de zekerheid dat in volle geweten alles gedaan en gezegd is, alleen overblijft om samen de zaak voor de Heere neer te leggen. En daarna ook samen, in naam van de Heere, als broeders en zusters verder te gaan.

Emoties
In een conflictsituatie lopen de emoties vaak hoog op. Woede. Verdriet. Machteloosheid. Soms worden die gevoelens door onze broeder of zuster heel direct geuit. Soms heel ingehouden. Het is in de praktijk vaak moeilijk om die emotionele signalen goed op te vangen en om elkaar de ruime gelegenheid geven die te uiten. Het roept bij de ander vaak ook weerstand en emotie op. Vaak loopt een gesprek daardoor uit de hand.  Eén van de redenen waarom, als een conflict onoplosbaar lijkt te zijn, een derde, onafhankelijke partij er bij betrokken wordt, om het echte gesprek verder te helpen en tot een goed einde te brengen. Maar het kan onze gesprekken een goede opening geven. Vaak opent het uiten van diepe emoties de ogen bij een van de partijen voor de moeite en het verdriet van onze naaste.

Zesde gebod
Als broeders en zusters mogen we, als we aangenaam willen zijn, nooit naar elkaar op de persoon spelen. Beledigingen, insinuaties, denigrerende opmerkingen, steken onder water, het ‘plakken van een etiket, framing ….. daar mogen we ons niet aan bezondigen. In de wereld mag dat tegenwoordig in conflictsituaties en gebeurt het, daar moeten partijen maar tegen kunnen. Dat zou zelfs goed zijn. En waarschijnlijk hebben we ook allemaal uit onszelf die neiging. Maar in de kerk geldt het “gij geheel anders”. Als we op de persoon spelen  komen we regelrecht in conflict met het zesde gebod: “U zult niet doodslaan”. Dat gebod heeft een heel brede en diepe betekenis. 

“Wat eist God in het zesde gebod? Dat ik mijn naaste niet van zijn eer beroof, niet haat, kwets of dood. Dit mag ik niet doen met gedachten, woorden of gebaren en nog veel minder met de daad, ook niet door middel van anderen, maar ik moet juist alle wraakzucht afleggen.”
“Maar is het genoeg dat wij onze naaste, zoals gezegd, niet doden? Nee, want terwijl God afgunst, haat en toorn verbiedt, gebiedt Hij dat wij onze naaste liefhebben als onszelf, jegens hem geduldig, vredelievend, zachtmoedig, barmhartig en vriendelijk zijn, zijn schade zoveel mogelijk voorkomen en dat wij ook onze vijanden goed doen.”
(Heidelbergse Catechismus, Zondag 40).

Er zou over conflicten nog heel veel meer te zeggen zijn. Maar in het kader van deze artikelenserie laten we het hierbij. We hopen de volgende keer af te sluiten met nog iets te zeggen over vergeving en verzoening.

                                                                                                                                                                                                   (wordt vervolgd)


Pdf maken (via Printen)